kerkentocht Zeist 15, 13 juni 2011
Tweede Pinksterdag, het is stil als ik naar de Christelijke Gereformeerden fiets. De kerk ligt een paar honderd meter dichter bij de dorpskern dan m’n eigen gemeente, aan dezelfde Bergweg. Een onopvallend gebouw, een paar meter achter de rooilijn. Laat ben ik niet, maar het loopt al aardig; een paar minuten voor de aanvangstijd, 9.30 uur, zit iedereen op een plaats. Om vijf kwartier lang niet meer overeind te komen; want tot de zegen aan het einde van de dienst blijft iedereen zitten. Behalve de kerkenraadsleden voorin: zij staan bij de gebeden. Herinneringen aan de Free Presbyterians in Schotland dringen zich nog wel vaker op, deze dienst!
De Christelijke Gereformeerden in Nederland bieden een breed palet aan kerken. Hier in Zeist zitten ze aan ‘de rechterflank’. De bijbel die ik uit de hal kan meenemen is van de Geref. Bijbelstichting, een protestbeweging die de meest gebruikelijke Statenvertaling (editie Jongbloed) te ver van het origineel afgeweken vindt*. En dan hebben we het al helemáál niet over de Herziene Statenvertaling! Niets anders dan Psalmen in de berijming 1773 zingen we, traag, op hele noten, ook al speelt de organist steeds prachtige ritmische voorspelen. Voorafgaand aan de dienst klinken wél gezangen: de vaste rots van mijn behoud, en, o wonder, deze dag: ‘Wees wellekom Immanuel’, in een mooie bewerking.
De kerkdienst op zo’n tweede dag is een stukje korter dan op zondag: geen wetslezing, geen woorden en gebeden over schuld en genade, we starten direct met de bijbel: Genesis 1:1-25. De predikant zal het vooral over vers 2 hebben: De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op den afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren. Tussendoor geniet ik toch ook nog even van die prachtige woorden, over ‘alle levende wremelende ziel’.
Daarna volgt het zingen van Psalm 104:14 en 15: ‘
Bezielt Gij hen door ’t zenden van uw Geest,
dan ziet men hen weer leven als tevoren,
dan wordt al d’aard met nieuwen glans geboren’.
Het zou heel goed kunnen dat de dominee weet dat deze verzen uit Psalm 104 in de oecumenisch-kerkelijke traditie de vaste antwoordpsalm zijn: uw Geest vernieuwt het gezicht van de aarde! Zoals hij wellicht ook het Veni Sancte Spiritus kent, waarvan de inhoud in de preek zo nu en dan bovenkomt. De Geest werkt in de schepping én in de genade, immers, is niet pas met Pinksteren aan het werk, maar van de aanvang af. De Geest is als het ware de Werkmeester van de schepping; alleen, zo vaak herkennen we de Geest niet, zien we alleen achteraf de vruchten.
Mooi, om de bijbelse taal van de voorganger te horen! Een enkele keer werpt hij een blik in zijn schrift, zo nu en dan slaat hij een bladzij om, maar het meeste stroomt vanzelf naar ons toe. Lange zinnen, meestal perfect in verband. Alleen wel jammer dat een preek in deze context altijd een minimumlengte moet hebben: de lijn van de inhoud wordt zo nu en dan onderbroken door stukken tekst die veel algemener zijn. Het kost me moeite om de draad vast te houden.
Dan blijven er toch steeds de sterke fragmenten. Als het gaat over het zweven verbindt hij dat woord in Genesis 1 met de zwevende arend uit Deuteronomium 32, die zijn jongen beschermt. Waar de Geest zweeft wordt de kracht van de chaos die ons bedreigt in toom gehouden. Ik zie iets voor me – terwijl hij woorden van Calvijn over dit vers citeert zweef ik nog even met het beeld verder.
Aan het slot van de preek richt de predikant zich op ons persoonlijk. ‘Wat is er op tegen om Christus als koning in ons leven aan te nemen?… Hoeveel ruimte is er in de Pinksterprediking van Petrus! Het zal geschieden dat ieder die de naam des Heeren aanroept behouden zal worden… Wie Hem aanroept in de nood vindt zijn gunst oneindig groot! Amen.’
Daarna volgt Psalm 119: deez’ aard is hecht door uwe hand bereid,
haar stand blijft vast, al wiss’len haar tonelen.
Boeiend beeld, in een kerk die niet zo van toneel houdt; al die rijkdom uit de traditie komt op het toneel van deze gemeente weer op een heel eigen wijze naar voren.

In soberheid verloopt alles. Vóór de preek de dubbele collecte, Kerk en Diakonie, geen aankondiging nodig; van mijn buurvrouw krijg ik een mentos voordat de preek begint, het geritsel op dit moment door de hele kerk heen is haast een muziekstuk; na de preek dankzegging en gebed. Daarin wordt alleen de gemeente en het gemeenteleven genoemd, eindigend bij de jeugd. ‘Gedenk ook dat deel van de jeugd dat vanmiddag naar het Pinksterappel van onze kerken zal gaan, geef hen een hartelijke samenkomst, en dat het woord dat daar op aangepaste wijze gebracht wordt door hen met zegen gehoord en ontvangen mag worden.’ Die gaan vast niet naar ‘Opwekking’, weet ik dan.
Na het slotlied, Psalm 33:3 en 6, komen we weer overeind, om de zegen te ontvangen. En dan, als ik denk dat alles is afgelopen, klinkt er opeens een andere stem. Een ouderling heeft het woord genomen. Ds van Dijk#, de voorganger, was gisteren 25 jaar dominee. In die periode heeft hij ook vast zelf mogen ervaren dat hij gedragen is, als op de vleugels van de arend die hij noemde in de preek. We bidden hem die zegen ook verder toe, en zingen zo Psalm 134: 1 en 3. En zo is het enige lied dat staande gezongen wordt voor de dominee. Het is hem gegund!

* Zo heeft ‘Jongbloed’ in 1 Kon.14:10 ‘al wat tegen de wand pist’ (1637) veranderd in ‘alles van het mannelijk geslacht’, terwijl de GBS alleen het woord ‘pist’ vervangen heeft door ‘watert’.
# Ds van Dijk uit Ameide, 1950, werd pas later predikant, was eerst politieman. Zie het interview in het RefDagblad. Ds van Dijk overleed vrij kort na deze dienst, op 20 juli 2011.
De hele dienst is ook te beluisteren, 13 juni 2011.