De koster had wat papieren gevonden, die waren vast van mij.
Nou, in zekere zin wel: ze kwamen uit mijn koker. De bijbellezing stond er op,
geprint en al, in de Naardense Vertaling. Daar had voor deze dienst de
organisatie van het festival om gevraagd: die klinkt zo mooi oud, ‘echt
kerkelijk’. En de lector, dachten ze, is zo ervaren, die kan daar vast prima
mee uit de voeten. Tja, en nu had ik de tekst met aantekeningen van de lector
in handen. Veelzeggend document.

Ik zal het nog wat specificeren. Het ging hier om een
kerkdienst met hulp van buiten, de jaarlijkse protestantse viering in het
weekend van het festival Musica Sacra in Maastricht. Voor de cantate van
Buxtehude droeg een prima ensemble zorg. Als lector had zich de student Toneelacademie
gemeld die al jaren een lezing verzorgde. Inmiddels overigens student-af,
toneelspeler met een goede carrière, maar hij deed het nog zo graag. Zo nam hij
Amos 8 voor zijn rekening. In vier jaar tijd had hij veel bijgeleerd, en zijn
manier van lezen was in veel opzichten voorbeeldig. Op een andere manier bleek
de door hem gelezen tekst met aantekeningen dat ook te zijn.

Zoals hem dat op de academie geleerd was, had hij elke vraag
genoteerd in de linkermarge, met rechts de antwoorden. Aan sjekel en efa,
technische termen, maar ook aan poëtische vormen besteedde hij zijn aandacht. ‘Efa
verkleinen, sjekel vergroten’: ‘we zuigen ze uit’, noteert hij, hij heeft het
goed begrepen, hij leest het goed voor. ‘Gezworen heeft de Ene bij Jakobs
trots:’ in de marge omschrijft hij het als: ‘God heeft gezworen.’ Bij een reeks
woorden staat een interessante glosse: ‘Wat de F#@%k is de Stroom van Egypte’,
met dan rechts het juiste antwoord: ‘de Nijl’. Voor één woord had hij geen
oplossing gevonden. Dat wist ik al, want dat had hij mij voor de dienst
gevraagd: ‘Hoe zeg je dat woord, géringen of geríngen, en wat betekent het?’

Zo’n papier, zo’n vraag dwingt me om me heel goed te
realiseren dat het lezen, verstaan, begrijpen, toe-eigenen van de bijbeltekst
geen vanzelfsprekendheid is. Deze lezer, zeer geletterd, ervaren in
toneelliteratuur van eeuwen, moest echt zijn best doen om zich de taal van de
bijbel in de versie van Oussoren meester te maken. Een gedateerd woord als
‘geringen’, zelfs in de NBV gehandhaafd, is voor hem een onbekende antiquiteit.
Geografische aanduidingen wijzen nergens heen. Google Maps kent de Stroom van
Egypte niet.

Wat déze lezer uitstekend deed, en wat weinigen hem nadoen:
die vreemde, onlogische woordvolgorde tot klinken laten komen als een logische
vorm van zijn eigen taal. Daar had hij dan ook jaren voor gestudeerd. Anderen
hebben er een natuurlijk gevoel voor. Musici en theologen hebben er ook vaak
handigheid in. Maar dan blijven er nog heel veel anderen over.

Het lijkt me prima dat de eredienst een eigen taal heeft,
iets apart van de wereld. De geur van heiligheid die daarmee samenhangt wordt
vaak zeer op prijs gesteld. Maar die eigen taal is er al gauw, als kerkelijken
onder elkaar gaan spreken. Daar hoeven we niet nog moeilijker voor te doen.

column in het blad Muziek&Liturgie, november 2011, naar aanleiding van een discussie over bijbelvertalingen. De beschreven gebeurtenis stamt nog uit mijn Maastrichter verleden. De bijbeltekst is te vinden via http://naardensebijbel.nl/ .