Kerkentocht 18, St Jozefkerk deel 2.

Eerder al schreef ik over een bezoek aan de St Jozef
op zondagmorgen. ‘Wenswaxientjes‘, een fantasievolle viering die toch niet echt
representatief was, hoopte ik, voor wat er in de parochie gebeurt. Vandaar dat
ik nog een keer de tocht waag: een gewone eucharistieviering met de eigen
priester, pastor Henk Bloem. Nu, echt gewoon zal het niet worden. Er ligt Een
Brief op de lezenaar, een brief van de bisschoppen. Komt er rook vanaf?
Het eigen koor heeft vrij, deze zondag, om krachten te sparen voor alles rond
Kerst. Achter de pilaar zitten de tien zangers van het Collegium Vocale Constantinianum
uit Leusden. Ze zingen goed, maar vanaf die plek de kerk vullen valt nog niet
mee. Gelukkig zitten er veel mensen van het kerkkoor om me heen; er wordt
vrolijk en goed meegezongen. Het lied van Sytze de Vries, ‘Wij zoeken hier uw
aangezicht’, komt uit Tussentijds – een parochie met een flinke vleug
protestants erfgoed, herkenbaar.
Na de tweede lezing, aan het begin van de preek, wordt de brief pas genoemd.
‘Ik moet hem voorlezen’, zegt de predikant, ‘maar ik heb gedacht, ik doe dat
niet, we kopiëren hem, u weet het meeste toch al wel.’ Advent is zo veel
mooier, spreken over verwachting! Over dat ene bijzonder e kind dat kwam,
daarover moet het gaan. Een zucht van verlichting gaat door de mensen, lijkt
het. Ik zie ook echt knikken en glimlachen. Maar dan gaat hij verder. Over twee
soorten autoriteit. De ene, dat is die van Augustus en Herodes, van mensen,
meest mannen, met macht. ‘U geschiede naar mijn woord’. Die autoriteit is door
en door in onze kerk ingevlochten. Je durft je mond niet open te doen. Allemaal
gesloten circuits, een slachtoffer staat alleen, onderaan de ladder.
Maar dat ene kind is zo bijzonder omdat het de autoriteit deelt met al die anderen.
Het is niet meer bijzonder dan uw kinderen, of dan u zelf. En zo komen we toch
op de brief uit, over kindermisbruik, tussen 1945 en 1980, meer dan 10.000
slachtoffers door kerkelijke daders in het nauw gebracht. Het deel waar het
over de kerk en de mensen gaat wordt voorgelezen; dat over de procedures en
meldpunten kunnen we lezen op de kopie straks. Als het voorlezen klaar is moet
er nog wat komen. Een stilte. ‘Meer kan ik er ook niet van maken.’ Een zin over
Jezus. En dan is de preek klaar. Een diepe triestheid rest.
Kan het Credo, samen gezegd, daar tegenop? ‘Één heilige katholieke en
apostolische kerk’? De voorbeden brengen de zaken nog eens terug. ‘We bidden
voor kinderen, voor vrouwen die lijden onder machtsmisbruik van mannen, voor
mannen die lijden onder machtsmisbruik van vrouwen, allochtonen onder autochtonen’
– en dan gaat de rij anders verder. Het blijft toch lastig, inclusief te
spreken, te bidden – dat van mannen die
onder vrouwen lijden lijkt me toch denkbeeldiger dan autochtonen onder
allochtonen. Die specificaties op dit moment roepen eerder problemen op, dan
dat ze de biddende verbeeldingskracht te hulp roepen om het leven van mensen
voor God neer te leggen. Lijkt mij, tenminste.
In de communie komt alles terecht. Exact volgt de priester de voorgeschreven
orde, de rolverdeling, tot het moment van het gebed voor de kerk en haar
dienaren. Daar nodigt hij ons uit met hem hardop de woorden uit het boekje mee
te bidden. Voor Benedictus onze paus en Wim de bisschop, en zo verder. Het is alsof de macht van deze mensen alleen kan
bestaan in het gebed van de gelovige gemeente. Het is het moment in de viering
dat me wat doet, me raakt, en terugbrengt bij de basis van kerk en geloof: de
verwondering over het feit dat mensen in Gods Naam tóch iets voor elkaar kunnen
betekenen, ondanks zoveel rottigheid.
Met zorg en aandacht delen de priester en zijn helpers de communie uit, hostie
en daarnaast de beker om de hostie in te dopen. Het koor zingt ondertussen de O
antifonen: O kom, o kom, Immanuel. ‘Make
safe the way that leads on high and close the way to misery.’ Dat zal niet zonder de weg door de diepte gaan, vrees
ik. Maar in ieder geval, er wórdt nu tenminste gegaan. Zou de tronk dan toch
nog gaan uitlopen?