31 juli 2011
De entree verbijstert me. Een gebouw vol banken, maar vooral, recht vooruit:
drie kansels! Een lage, een middelhoge en een torenhoge. Daarboven een
bordkartonnen plaat van een orgel. Geen altaar, geen kruis, geen kaars, slechts
houten soberheid en somberheid. En toch,
een kerk van de Church of England, anglicaans dus. Maar waar is het altaar?

Het is de kerk, van St John the Evangelist in de St John’s street in
Chichester. Hij trekt mijn aandacht
doordat hij zo ontzettend 1800 is. Een voorgevel die doet vermoeden dat er een
achthoekige kerk achter schuil gaat (niet dus), een torentje dat verwijst naar
allerlei baroktorentjes op Lutherse kerken in Nederland, maar dan nu zonder
zwaan. Niet meer in gebruik als kerk – maar trouwe fans houden het gebouw open.
Als het gebouw fans heeft, dan moet het toch iets meer hebben dan ik zo kan
zien.
Een kerk als deze is zeldzaam, dat zie je zo. Ongeveer iedereen vanaf 1900 zal
hem lelijk gevonden hebben; het gebouw staat in een oude binnenstad, waar toch
al te veel kerken zijn, en het is een wonder dat deze nog bestaat, niet
opgeofferd ten gunste van een oudere tempel. Nee, sinds de jaren ’70 is er geen
kerkdienst meer in dit gebouw. Een stichting nam het over, om het in te zetten
voor de jaarlijkse Chichester Festival Concerten. Maar daarbij bleef het wel
intact, zoals het in 1870 werd ingericht: vol kerkbankboxen.
De informatiepanelen maken we wijzer, maar ook nog wat nieuwsgieriger. Een
aantal evangelisten in de Anglicaanse kerk rond 1810 vonden dat de stads
bewoners tekort kwamen. De bestaande
kerken zaten steeds vol, op zondagmorgen, maar brachten niet de boodschap die
de mensen naar hun mening nodig hadden. Daarom vroegen ze toestemming om een
‘private’ Anglicaanse kerk te bouwen. Het parlement gaf toestemming. Maar voor
geld moesten ze zelf zorgen: niet alleen voor het gebouw, maar ook voor de
‘curate’, de dominee, en alle andere kosten. Zo moesten ze een stichting
vormen. Inkomsten verwierven ze door kerkbanken te verhuren aan rijke
stadsgenoten. Die kwamen in de banken
links en rechts terecht, in het midden zaten de armen. Elke groep had een eigen
ingang, zodat ze elkaar niet tegen het lijf hoefden te lopen. Bij de eerste
inrichting keken de rijken letterlijk op de armen neer. Rond 1870 werd de kerk
‘re-pewed’, opnieuw ingericht, en toen kreeg ieder dezelfde blikrichting.
Het Book of Common Prayer schreef voor dat avondmaal minstens drie keer per
jaar gevierd moest worden. Nu, dat was in de ogen van de stichting ook direct
wel genoeg – het altaar, anders prominent aanwezig in Anglicaanse kerken,
verschoof naar achter. Veel meer aandacht kreeg de preekstoel: in drie trappen.

Fase 1 was voor de voorlezer, degene die bij Mattins en
Evensong de responsoriale gedeelten inzette: de psalm, de lofzang. De
dominee/minister/priest stond bij de lezingen op de middelste etage. Voor de
preek klom hij naar boven, fase 3. Daar kon hij iedereen zien, ook op de
galerij.
De kerk is duidelijk een reactie. De Wesleys en de methodisten wisten vanaf
ongeveer 1750 door een grote versimpeling van de liturgie en een voorkeur voor
een nieuw soort kerklied een grote massa te bereiken. Ze preekten zelfs vaak in
de open lucht: ritueel en sacrament speelden amper een rol. Een gebouw als dit
haakte in bij deze tendens. Hier wordt gehoord en gezongen, verder geen gedoe.
Geen kruis, geen kaars, geen kleed. Alleen twee rode kussens op het altaar: één
voor het heilige Woord van God, één voor het bijna net zo heilige ‘Book of
Common Prayer’, het definitieve vaarwel aan het papisme.
Tegelijk is de kerk ook onderdeel van een grotere internationale ontwikkeling.
In Nederland scheurde in de periode waarin deze kerk gebouwd werd de Lutherse
Kerk. De Hersteld Luthersen wilden terug naar een rechte leer, naar een grotere
eenvoud, en naar meer aandacht voor de gewone mensen; zoiets is hier ook te
herkennen. Ook de vorming van vrije kerken overal in Europa, ook in Nederland
vanaf 1834, is hier al zichtbaar.
Inmiddels is de kerk duidelijk overcompleet. Evangelisch gezinde anglicanen en
andere ontmoeten elkaar 400 meter verderop in St Pancras, Chichester Cathedral,
evenver de andere kant op, is hoogliturgisch én laat de mensen veel Wesley
zingen, vrije kerken, autochtoon en allechtoon bereiken weer andere groepen. Nu
is de kerk dus meer museum dan godshuis. Maar ook: een monument van liturgische
denkbeelden die ooit als ideaal gezien werden, maar nu weer achterhaald lijken.
Woord, woorden, Woord – is er nog iets meer dan dat?
Nu, er was ook zang. Een orgel werd bijna direct na de bouw geplaatst, volgens
de idealen van de tijd. De kast is door houtworm in elkaar gestort; de pijpen
liggen opgeslagen, in afwachting van betere tijden. Wie heeft nog 120.000 pond
over om een echte Georgian orgel te restaureren? De eerste acties zijn gestart.
Maar ik blijf toch vooral nadenken over hoe het vroeger ging. Wie naar voren
kwam om de communie te ontvangen in deze kerk, voorin achter de iconostase van
de ‘pulpits’, zag de wandtekst. Tussen
Tien Geboden, Onze Vader en Geloofsbelijdenis in waren de woorden op de muur
geschreven: rijken en armen ontmoeten elkaar, de Heer
heeft hen beiden gemaakt
. Die
ontmoeting vond plaats, een paar keer per jaar tijdens de communie. Verder
bleven ze van ingang tot uitgang gescheiden. Wel wat zuinig… Het evangelie,
maar liefst niet al te bevrijdend. Een toren van gezag maakte dat wel
duidelijk.

Meer info: http://www.rideandstride.info/directory/churchinfo.php?ref=02009

Zie de site van de stichting, daar ook nog meer foto’s. http://www.visitchurches.org.uk/Ourchurches/Completelistofchurches/Church-of-St-John-the-Evangelist-Chichester-West-Sussex/