eerder geplaatst: 22 oktober 2010
Het In memoriam dat de 25-jarige
dominee Jan Scharp schreef bij de dood van zijn geliefde
rooms-katholieke collega, Axel anno 1780, publiceerde ik al eerder.
Bij zijn afscheidspreek, 1825, dan 75, komt hij terug op zijn contacten
met de r.-k. kerk. Zonder namen te noemen, overigens. ‘Het Genootschap
van Christenen dat bij zo veel feilen toch roemt op onfeilbaarheid’. We
hebben het over 190 jaar geleden, natuurlijk. …

Aan het eind zegt hij
ook nog wat over de remonstranten. Toch een oecumenisch man, Scharp,
die Uitenbogaart en Bogerman zich samen in de hemel een potje ziet
zitten schamen over hun gexebmmer op de synode van Dordt, 1618. Roept
bij mij wel een vraag op. Is dat er dan nog, schaamte?
Mogt het
eens mogelijk zijn, deze broederlijke liefde ook te oefenen met dat
talrijke Genootschap van Christenen, hetwelk, bij zoo vele feilen toch
roemt op onfeilbaarheid. Ik heb in hetzelve [58]brave gemoedelijke
Christenen gekend, die den Heer, die hen gekocht heeft, waarlijk lief
hadden en voorbeeldig waren in onverniste Godvrucht; ik heb ‘er Leeraars
gekend en gehoord, die Jezus en dien gekruist met warmen ernst
predikten, en aandrongen op heiligheid des harte, – maar ach, de
ongegronde aanmatigingen, de heerschzucht, de gewetensdwang en vooral
het kettermaken en eeuwig verdoemen van allen , die niet tot hen
behooren, stoot onze welmeenendheid terug en verleidt onze ongeoefenden.
..
Menigmaal verheugt mij de vrolijke droom des hemels, (en toch geen
droom) dat Luther en Calvijn, Uitenbogaart en Bogerman, Menno en
Zwinglius, Clemens en Newton , de vrije genade die hen verloste en den
Heiland van allen die hen kocht, aanbidden, en de onchristelijke
verwijdering der aardsche twisten met schaamte vergeten in de eeuwige
vrede van den Hemel.