8 april – 17 juni: 17 april

Vandaag ben ik teksten aan het lezen van Mary Low, over de visie
op de natuur in het keltisch christendom. Zij zal de week op Iona onze gids
zijn. In ieder geval schrijft ze erg prettig. Over de gefronste wenkbrauwen in ‘sommige
afdelingen van het christendom’ als het gaat om de ‘natuur’. Maar slechts
weinigen ‘doen het zonder bloemen, en niemand doopt zonder water.’ Brede blik –
ze maakt me er van bewust dat als ik bij een tekst denk: ‘dit is christelijk –
dit is voor-christelijk’ dat ook veel kan zeggen over mezelf. Een tekst die
niet past in de huidige manier van christelijk formuleren in het Westen, kan
heel dicht bij de kern liggen van het geloof van bijv. christenen in Syrische en
Indiase en Afrikaanse kerken nu, en de keltische van … toen en nu?
(Hier een abstract van de week met Mary Low.)

Dat maakt de opzet van een studieverlof natuurlijk wel wat
wankel. ‘Studeren’, systematisch vragen stellen en conclusies trekken, wringt met
een onderwerp waar betrokkenheid en het beleven van de dingen heel belangrijk
zijn. Daarom ook elke dag maar gewoon een verhaal lezen. Vandaag over Cædmon,
koeherder in de buurt van het klooster van de geleerde en wijze abdis Hilda,
rond 650, een man die niet kon lezen, en nog veel erger, niet kon zingen. Als
’s avonds de mensen rond het vuur gingen zitten en elkaar de harp doorgaven,
zodat ze liederen konden zingen voor elkaar, trok hij zich terug, bij de koeien
in het lage deel van het huis. Totdat hij daar, doezelend, een visioen kreeg,
waarin hij een prachtig lied zong over de grote God en de mooie schepping. De
volgende dag vertelde hij het aan zijn baas, die bracht hem bij Hilda, Hilda haalde
haar adviseurs erbij, en hij mocht zijn lied zingen. Vanaf dat moment was hij
als bard erkend.

Mooi verhaal! Ik hoor over talenten, over roeping, over een
open houding van degenen die leiding geven, over het belang van zang en muziek.
De teksten van Cædmon gingen verloren, op één na, in een manuscript uit ca.
737. Het is daarmee één van drie oudste teksten in het oud-engels, prachtig
gedicht met negen regels, vol klankrijm, compact, met een groot vertrouwen in
de ‘uard’, de waard, de garde, de waker, de wachter van hemel en aarde. Zijn
woord ‘middungeard’, ‘middenaarde’ -maar aarde is dus ook een gaarde!-, duikt
later bij Tolkien weer op. Er lopen lange lijnen over het oude eiland. Cædmon
kreeg een uitstekend gedocumenteerd artikel op Wikipedia.

Vandaag is Psalm 86 aan de beurt. Laat in de avond bonk ik op je luiken. Goden zwijgen in alle talen,
geven geen krimp, jij wel.
Zo leest Oosterhuis de oude woorden. Iedere tijd
en plaats ontvangt zijn eigen barden, zijn eigen tonen en talen. In Wales klopt het hart van Cotter
bij de woorden: You listen to the howl of
the lonely, you continually search for the lost, you heal the hurts of the
wounded
. Denkt hij aan de wonden van de eenzame Cædmon bij de
koeien, die wordt tot dichter en voorzanger?