8
april – 17 juni: 21 april

’s Morgens vroeg door
de verlaten stad naar Queen Street Station, voor de trein naar Oban, een rit
van drie uur. Glasgow uitkomen duurt lang, van suburb naar suburb. Maar dan
komt de ruimte. Hier en daar een huisje. Sneeuw op de toppen, schapen en
koeien, verre uitzichten. De dieselmotor die moet bijzetten bergop, en stilvalt
bergaf. Een menselijker tempo dan de trein van gisteren. Her en der een
station, met een mooie dubbele naam, Gaelic en Engels. ‘De hoogte van het kalf’,
Ard Laoigh, in het Engels tot het onbegrijpelijke Ardlui vervormd. Zo komt mijn
Gaelic boekje nog van pas.

De ferrytocht gaat
sneller dan we hadden gedacht. Daar staat tegenover dat de busreis meer
tijd kost. Vooral, omdat er één bus klaar staat, en er mensen zijn voor twee.
Dus moet de tweede opdraven, veel later, een soort stadsbus zonder
bagageruimte. De eerste is al weg met koffers en al; nu stelt onze chauffeur
er een eer in om de rit van vijf kwartier in vier kwartier te volbrengen. Hij kent de weg goed. En alle anderen gaan opzij, op deze singletrack road.

Zo zijn we dan toch,
vroeger dan gedacht, op Iona. Een mijl lopen over het eiland, naar ons
onderdak, de tassen in een wagen voor ons uit. Even anders dan de tocht
vanmorgen. Tijd over om naar de Noordpunt te gaan, te staren naar de rotsen, de
anjertjes, de eidereenden, het water. De Hebriden – elk eiland met eigen
kenmerken, maar toch ook veel dingen gemeen.

Psalm 90 gelezen.
Oudejaarspsalm?

Jij,
enige ware, geef kracht en bestemming
aan de werken van onze handen.
Dat ze stand zullen houden. Geef richting
aan het werk van mijn handen.
(Oosterhuis)
Richting geven aan wat ik doe, daar is deze plaats goed voor.