8
april – 17 juni: 27 april

Daar
staan ze. Mo met zijn petje, dat alleen afging als hij erachter kwam dat de
koorleden andere nootjes hadden dan hij. ‘Pfoe, I start to sweat’, zei hij dan.
En Franziska, die graag Nederlands sprak aan tafel, als er even geen Engelsen
in de buurt waren – dan kon ze oefenen.
Christoff de Tsjech, heel stil, maar als er in de craft-room iets gemaakt moest
worden was hij er helemaal.
Daniël, zo zachtmoedig dat hij de leeuwen in de kuil nog vegetariër had kunnen
maken.
En Ann, die de huishouding zo goed in de hand had dat ze altijd ontspannen was.
Mijn eerste afscheid van de dag, als de ferry wegvaart van de kust van Iona. Ik
ken de gewoonte inmiddels: alle ‘vollies’, volunteers, en ‘resident staff
members’ die kunnen doen de gasten van de week uitgeleide. Het verrast mijn
medereizigers, merk ik. Dat ze ons zoveel moeite waard vinden! Dat ze ons nog
even iets goed willen zeggen, iets vrolijks toewuiven, iets moois willen laten
zien. Afscheid is altijd wat weemoedig, er zijn zelfs heel droevige vormen van.
Dat is dit niet. Maar dit afscheid, hier op de kade, laat wel zien dat de vorm
waarin het gebeurt er toe doet. Niet voor niets hadden sommigen deze week juist
hun pijnmomenten, daar waar een afscheid van ooit weer bovenkwam.
Op
de eerste ferry, in de bus, op de tweede ferry, in de trein, zes uur lang
reizen we op met de meeste mensen met wie we de afgelopen week deelden. Maar
toch is het alsof we toch steeds wat verder van hen vandaan komen te staan. Het
is goed zo. Ooit moeten we een punt zetten. De laatste, dan toch echt
definitief, op het station in Glasgow. Vaarwel, God bless, see you. ‘See
you later, in glory, or hopefully before’
, zegt een Engelse collega. Zo serieus dat we
allebei moeten lachen. (Ja, inderdaad, COE, Church of England, zou zijn
methodistische collega gegrapt hebben.)

Voorlopig
voor mij geen glory, maar de tumulten van de grote stad. Hoe kom je door het
poortje, het perron af? Waar is de bus naar het vliegveld? Gaat die file de
anderen de aansluiting niet kosten? Maar nee, afscheid 2 komt ook nader.
Veertien reizigers vliegen weg naar Nederland. Ik blijf.

Vandaag Psalm 95, over God die alles geschapen heeft en zo. Kan je dat nog
geloven, vraagt Oosterhuis zich hardop af? Als je ziet wat mensen er van maken,
waar is die god dan gebleven?
De rots van ons behoud zijt Gij?
Wij zijn nieuwe eeuwen ingegaan,
ruimen puin, tellen de lijken.

Ik moet denken aan de serieuze angst die de mensen hier hebben voor al die
atoomkoppen, 4 x8 op de Tridentonderzeeërs alleen al, met hun basis op een paar
kilometer langs het spoor waar onze trein rijdt. Koppig, stuurloos, als ooit
bij Massa en Meriba, zegt de Psalm. Maar Oosterhuis hoort in de stilte tussen
de regels van deze bittere Psalm nog andere woorden:
Gij laat niet af, Gij zegt in
stilte-taal:
‘Verhard je niet.
Wie schamper worden
vinden geen rust.’

10 weken studieverlof: de betekenis van
keltisch-christelijke spiritualiteit voor de christelijke gemeente nu en
morgen. Een regelmatig verslag. Aan het slot steeds aandacht voor de Psalm die
ik vandaag las, in de versies van Huub Oosterhuis, 150 psalmen vrij, en soms
ook Jim Cotter, Out of the Silence into the Silence.