8 april – 17 juni: 30 april

Bussen,
treinen, ferries, de metro zelfs – van halte naar halte ging mijn reis, tot
vandaag toe. Tijd om de route in eigen hand te nemen. Vandaag maar eens zelf
een flink stuk lopen. En daar ga ik, vanaf de bushalte aan de A1, gevaarlijkste
weg van Engeland, naar Holy Island. Langs meidoornhagen, vol in bloei, geelgors
zingt hier, leeuwerik daar, tot het kaler en leger en stiller wordt: het wad.

Grijzig, blauwig, zandig, waterig een vlakte voor me. Daar doorheen een strook
asfalt, net een uur geleden drooggevallen. En rechts daarvan, een rechte lijn
palen, hoog en strak geplaatst. Die lijn volg ik.
Langzaam wordt alles wat helderder. Als ik bij de eerste vluchthut kom,
opgericht voor mensen die door een snelle vloed overvallen worden, zie ik het
eiland voor me en het koolzaad achter me doorbreken. Duizend kleuren heeft de
hut, maar wel allemaal binnen de grenzen van grijs en bruin. De zeepokken op de
ladder omhoog passen er perfect in. Eenmaal beneden zie ik hoe scheef hij
staat. Het heeft me niet gedeerd.
Zo loop ik door, paal na paal. Afstand laat zich moeilijk schatten. Van de vijf
mijl die ik moet gaan voert de helft over zand, droog zand, verend zand,
zuigend zand, blubberig, bultig, stromend zand, maar ook soms tussen het
lepelblad en de steenanjer door. Zo ging dat eeuwen lang hier, monniken die
kwamen en gingen, zusters niet te vergeten, Saint Hilda voorop. Vluchtelingen,
mensen die genezing zochten, en wanneer hun voetstappen werden uitgewist door
de vloed volgden de eiders, de zeehonden, de otters. Eiders zie ik nog wel, en
wulpen, drieteentjes, tureluurs.
Als ik bijna aan de overkant ben komt een kokmeeuw in prachtig zwart-zilver-wit
aanlopen, van het asfalt vandaan, mij tegemoet. Vliegen wil hij, maar zijn
linkervleugel hangt, gebroken. Triest, zelfs hier geen veiligheid voor dieren
en mensen. Hij blijft me bij – had ik hem moeten vangen, afmaken, de dierenambulance
bellen? Hij zal zijn einde vinden waar hij zijn voedsel zocht.
Op straat kom ik mijn gastheer al tegen, Graham Booth, met een grote
vogeltelescoop om zijn nek. Hij heeft net een groep Nederlanders rondgeleid, en
ze de red throated grebe (roodhalsfuut) laten zien, over de geologie verteld,
over de planten. Zo kom ik met vogelverhalen aan bij het oudste huis van het eiland, the Open
Gate community van St Aidan and St Hilda. Hier zal ik drie weken zijn. Met de
kans op Matins and Evensong in de eilandkerk van St Mary, en gebeden in de
kelder van Open Gate om 12 en 21 uur.
Daar in de kelder komen de vogels terug,
vandaag. ‘Consider carefully the birds of the air’, leest Graham
de tekst voor vandaag, Matteüs 6. Het is een evangelische plicht om de natuur
te willen kennen, zal hij me later vertellen; alleen maar wat kijken naar
kleurige vogels, daar is het Jezus niet om te doen, het gaat dieper. Ik ben
benieuwd wat ik daar nog van ga meekrijgen!

Vandaag Psalm 98. Oosterhuis maakt er een heel Kerstverhaal van, met engelen en
die Komende die komt, ja heden geboren is hij!
Nu zingen ook de wereldzeeën mee,
in alle talen daveren de bergen,
klappen en fluiten rivieren,
trompettert heel de kosmos eensgezind.
Een overdaad aan lawaai en kleur en luide muziek. Mag het ook wat zachter?
Dan herken ik mijn wandeling weer…Dan krijg je dit:
Nu zingen ook de zeeën mee,
in alle talen deinen de wadden,
schuift en fluistert de ebstroom,
ademen zand en water eensgezind.

… Maar waar is de kokmeeuw gebleven?

10 weken
studieverlof: de betekenis van keltisch-christelijke spiritualiteit voor de
christelijke gemeente nu en morgen. Een regelmatig verslag. Aan het slot steeds
aandacht voor de Psalm die ik vandaag las, in de versies van Huub Oosterhuis,
150 psalmen vrij, en soms ook Jim Cotter, Out of the Silence into the Silence.