8 april – 17 juni: 8 mei

Julian of Norwich vieren we vandaag, de
eerste vrouw die schreef in het Middelengels. Altijd leuk, zo’n heilige van de
dag; het wordt net wat vrolijker in de kerk, en met Julian in ons midden zingen
we zelfs, a cappella, Ubi caritas. Twee keer.
In wat ze schrijft is Julian voortdurend getuige van de Liefde van God. De
Church of England heeft geen idee wanneer ze precies gestorven is, maar 8 mei
is een mooie datum: dan valt het altijd in de Paastijd. En daar past ze. De
lezing over Maria bij het graf, overlopend van liefde, een brievenlezing uit 1
Korintiërs 13, ‘love nevers ends’, vormen een mooie opmaat naar een lezing uit
haar geschriften, en een gebed van haar. Het middaggebed in de Open Gate, een
paar uur later, besteedt weer aandacht aan haar.
Ondertussen studeer ik verder. Ik vind ‘Hebridean Altars’, nog weer meer
teksten van de mensen die wonen op de Hebriden. Alistair Maclean komt er
vandaan, en schreef dit prachtige boekje waarin hij de teksten neerlegt, en er
daarna een korte of lange beschouwing bij schrijft. Heel persoonlijk. Deze tekst
past bij Julian, vandaag.

‘In het hart van God klopt het hart van een
moeder. Het is een goddelijke vreugde om het brood van liefde en waarheid voor Gods
kinderen te breken en te delen.’
– een moeder op de Hebriden.
Commentaar Alistair: Ik denk niet dat ik
bang zal zijn wanneer ik U zal zien, van aangezicht tot aangezicht. Ik hoef
alleen maar aan mijn vader te denken, een zachtmoedige en betrouwbare man. En
aan mijn moeder, zuiver en helder; uit haar hart stroomde helend water. Als ik
aan hen denk klopt mijn hart met vreugde, en ik roep naar U, Vader, en zeg: ‘U
bent meer, U bent meer teder dan zij!’ Daarom: ooit kom ik naar de hof waar U bent.
Ik weet dat U naar me zult uitkijken met mijn vaders ogen en met mijn moeders
mededogen, en dat U me zult koesteren aan uw borst
.”
geen afbeelding van Julian hier in de kapel, wel een ikoon van Hilda,
de moeder van Whitby, abdis met een grote naam. foto Marleen B.Berg.

Weinig zachtheid in de Psalm van vandaag, 106. Een litanie van mislukkingen,
boze God, boze mensen? Of een klein beetje hoop, wanneer er leiders genoemd
worden die er vóór gaan liggen, voor het kwaad, en het met inzet van eigen ik
leefbaar willen houden? Of het ik-verhaal van Mozes, de leider alle eeuwen
door, gefrustreerd door het conservatisme, het terug willen van de mensen naar de vleespotten van Egypte?
Eeuwen gingen voorbij,
nooit beklijfde bekering.
Ik-zal-er-zijn. Vriend God.
Erbarmend, genadig, lankmoedig.
Maar wij wilden andere goden
van goud en zilver en grootspraak.
Zo ging het en gaat het nog
en weer, en zal het weer gaan
als wij zijn woorden vergeten,
als wij zijn wijzing niet prenten
in ons geweten, steeds weer,
avond en morgen, altijd opnieuw.
Tot het einde der tijden.

Woorden zonder hoop. Of valt uit het woordje ‘als’ toch nog fris water te
putten?
En misschien, in de tekst van de bijbel zelf, duikt toch die moeder van Julian
op:
zo trouw was hij dat hij deernis voelde.

10 weken studieverlof: de betekenis van keltisch-christelijke spiritualiteit
voor de christelijke gemeente nu en morgen. Een regelmatig verslag. Aan het
slot steeds aandacht voor de Psalm die ik vandaag las, in de versies van Huub
Oosterhuis, 150 psalmen vrij, en soms ook Jim Cotter, Out of the Silence
into the Silence, of de voorloper
daarvan,
Towards the City, A version of Psalms 101-150.