8
april – 17 juni: 11 mei

Ze
zit er een beetje sip bij, moeder heggemus. Op de stoep van de keuken brengt ze
haar veren in orde. Geen jong meer in de buurt. Ze had er maar één, en nu is
die ook verdwenen. Terwijl ze me verwijtend aankijkt gaat ze door met poetsen.
Dan zie ik haar partner in het melkkrat zitten. Een kwart pint dunnock… Maar
goed, het voorjaar is pas begonnen, over een paar weken misschien opnieuw
gepiep. Maar dat is natuurlijk een heel onhandige gedachte, bij dit verdriet.

Blijvend op zoek naar hoe de keltische spiritualiteit omgaat met pijn en
verdriet moet ik denken aan een vreemde tekst die ik las. Hij komt van het
eiland Eriskay, waar rond 1900 Father Allan Macdonald priester was. Zijn
liederen zongen we, met Gillebride Macmillan, op Iona. Het verhaal:
‘Our Blessed Lady and the Holy Child’ waren onderweg. Moe van een lange weg
gingen ze op een bankje bij een stenen huis zitten. De bewoners, duidelijk in
goeden doen, deden alsof ze niets zagen. Daarom stonden Moeder en Zoon na een
poosje op en liepen verder. Dichtbij een hut hield een vrouw hen staande. Ga zitten, u zult wel honger en dorst
hebben.
Ze stuurde haar zoon om de koe te halen, melkte (molk?) haar en gaf hen te
drinken; het was alles wat ze had. Maria keek haar zoon vol verwachting aan. Hij
reageerde:
Cow of curses on the hills,
cow of blessings in the creel.
Vervloekte koe op de heuvel,
gezegende koe in de kreeftenkooi.
‘Is het niet erg, als ze alles verliezen?’
, vroeg Maria, die schrok. ‘Dan zal ze nog rijker zijn,’ antwoordde
de zoon, ‘dan heeft ze alleen God.’
Amy Murray, die dit verhaal vertelt, voegt er snel aan toe dat het niet de
priester is die dit zegt, integendeel: hij deelt in lief en leed van zijn
parochie, en wenst ze het beste.‘creel’, kreeftenkooi in een uitvoering met kunststof, op Lindisfarne
Hoe duid ik zo’n verhaal? Is het een weergave van een wreed godsbeeld? Of
probeert het een hand te reiken aan wie door tegenslag na tegenslag geraakt
wordt? Zo waren er velen, in Schotland. Van het oude land verdreven, familie
verloren op zee, anderen door hongerdood getroffen, gevlucht naar Amerika. Waar
heb ik het aan te wijten, dat ik kaal en berooid achterblijf?
Op zo’n eiland was Father Allan priester, bij een arme, gedecimeerde bevolking.
Hier noteerde hij de verhalen van zijn parochianen, zonder commentaar. Hij gaf
hen teksten om te zingen, in het Gaelic. Om zingenderwijs die twee vreemde
gasten te ontmoeten, Maria en Jezus, en hen welkom te heten, toch. Want waar
zij zijn is het goed, zelfs als de koe is weggevallen.
Machteloze woorden om het kwaad een plaats te geven. Overigens zorgde Father
Allan voor een grote sociale verbetering van de eilanders. En voor een kerk,
nadat ze het jaren hadden moeten stellen met een protestantse Engelse
landeigenaar die ze geen kerk, en dus geen eigen identiteit, gunde.

Het
zijn de vragen die rijzen bij de Psalm van vandaag, 109. ‘Let us speak out for the silenced, giving voice to the voiceless’
en dan komen ze langs, de stemmeloze vervloekten, hun kind, hun koe verloren.
En de hele rij vijanden grijpt het woord, de rijken met hun omkoperijen, de
kwaden met semtex in hun bagage, de autobommenmakers en de politici die nooit
ongelijk hebben. En wat moet het, met de mensen die hun koe, hun kind
verliezen? O Christus van het razende
mededogen, geef hun de stem terug, beschaam de gewelddadigen, ontsteek het vuur
van de woedende liefde, van verlangen naar recht,
zo dicht Cotter.
Stiller, anders betrokken, herdicht Oosterhuis:
Jij weet beter. Jij weet.
Zeg iets, red me.

De tekst van Amy Marray’s boek is integraal op internet te vinden. http://archive.org/details/fatherallansisl00murrgoog


10 weken studieverlof: de betekenis van keltisch-christelijke spiritualiteit
voor de christelijke gemeente nu en morgen. Een regelmatig verslag. Aan het
slot steeds aandacht voor de Psalm die ik vandaag las, in de versies van Huub
Oosterhuis, 150 psalmen vrij, en soms ook Jim Cotter,
Out of the Silence
into the Silence, of de voorloper
daarvan,
Towards the City, A version of Psalms 101-150.