Blog Image

Roel Bosch

Over dit blog

Beschouwingen en teksten, columns en artikelen.
Vrij gebruik in context waar de teksten tot hun recht komen, met auteursvermelding.

Meer defibrillatoren! – Outer Hebrides 6

Columns Posted on di, mei 22, 2012 19:59:45

Op mijn oude blog, http://roelbosch.weblog.nl/ , staan vrij
onvindbaar veel blogs over Schotland, en dan vooral de Outer Hebrides, Lewis
and Harris. Ik zal die geleidelijk uploaden op deze site.

Politiek is overal. Op het eiland is de
verbeten strijd tussen Labour en Scottish Nationalist Party al net zo heftig
als in de rest van Schotland. Vroeger was het simpel: heel Schotland stemde
Labour. De Conservatives, dat zijn de Lords die twee eeuwen lang ellende hebben
aangericht, mensen verdreven van hun land, hongersnoden veroorzaakten, ze
kenden niets anders dan een Engelse visie op Groot-Britannië. Maar sinds
Schotland er in is geslaagd om meer autonomie te krijgen, een eigen parlement
zelfs, ontwikkelen, o ironie, de Scottish Nationalists zich als een geduchte
tegenstander voor Labour. Want Labour, dat is óók Engeland, toch? Het laatste
regeringsakkoord van Gordon Brown, antwoord op de recessie, heeft elf punten,
en er is er maar één waar we hier wat aan hebben, schrijven de kranten.
Zo is Scottish Nationalist de partij voor de mensen met de snelle woede en de
snelle antwoorden geworden. Elke vergadering van de Council van het eiland is
er weer irritatie. Moet er een commissie komen die uitzoekt wat te doen nu de
grootste werkgever op het eiland Uist het opgeeft, 125 ontslagen? Dan mag er
van sommigen zeker geen Labourkopstuk voorzitter worden, ook al is die nog zo
gekwalificeerd. Stel je voor dat hij er stemmenwinst uit kan slepen, bij de
volgende verkiezingen!
Als wij op het eiland zijn vraagt een Schotlandbreed item aandacht. De Schotse
regering, gevormd door Scottish Nationalist, wil het aantal doden veroorzaakt
door hartaanvallen en beroerten in Schotland terugbrengen. Dat is geen gekke
gedachte: het aantal ligt hoog, veel hoger dan in de meeste West-Europese
landen. Net zoals in het algemeen de gezondheidstoestand veel te wensen
overlaat. Nu doet het Nation Health System al jaren iets aan een campagne op
dit gebied – maar dat is niet Schots genoeg. De Schotse minister van gezondheid
heeft een beter plan: overal defribillatoren, en een voorlichtingsactie om
symptomen van een hersenbloeding te herkennen.
Ik stel me voor hoe dat hier moet, in de regio waar wij zijn, als ik een hartstilstand
krijg. Een uur rijden naar het dichtsbijzijnde ziekenhuis; heel misschien kan
de helikopter komen. De AED, de defibrillator, zou je kunnen hangen bij de
Communityshop in Uig, drie kilometer verderop, of zelfs in het restaurant hier
op de punt van het schiereiland. Maar dan? Ze brengen de boel weer op gang, en
vervolgens gebeurt er een half uur niets?
De oppositie reageerde al. Aardig, die technische noodoplossingen, maar heel
duur, en wat zal het opleveren?. Kijk eens hoe wij Schotten er bijlopen, veel
te zwaar, passief, slecht in conditie. Laten we eerst beginnen om de campagne
van de National Health Service toe te passen: gezonder eten, minder vet, meer
groente, meer bewegen. Dát zal de statistiek pas wijzigen. Maar natuurlijk kan
een volkspartij daar niet mee aankomen. Dan zouden ze het volk, hun kiezers,
moeten manen nu eindelijk eens niet de sla van het broodje ham en kaas te
peuteren, niet te frituren in oud en verzadigd vet, niet de auto te pakken om
van het ene naar het andere huisje te rijden, 200 meter verderop. Geen denken
aan.
We laten de kwestie op het eiland achter, als we op de ferry vanaf Stornoway
terug stappen. Zeven uur ’s ochtends, ijselijk vroeg, ik neem wel een paar
sandwiches op de boot, als we varen, denk ik. Maar voordat we varen staat de
queue er al, een lange rij van mensen die gaan voor een full Scottish
breakfast, gebakken eieren, baked beans, gebakken tomaten, gebakken worstjes,
gebakken bloedworst, gebakken spek, gebakken champignons. En twee geroosterde
witte boterhammen. De staf, zes man sterk, is er aan gewend, in hoog tempo
verschijnen de nieuwe schalen, keer op keer. We zijn al bijna in Ullapool, twee
uur later, als de rij geslonken is en ik achteraan invoeg. Nog even kijk ik om
me heen. Waar hangt hier de defibrillator, vraag ik me af.

zomer 2009



Loch Scalabhal – Outer Hebrides 5

Columns Posted on di, mei 22, 2012 19:53:56

Op mijn oude blog, http://roelbosch.weblog.nl/ , staan vrij
onvindbaar veel blogs over Schotland, en dan vooral de Outer Hebrides, Lewis
and Harris. Ik zal die geleidelijk uploaden op deze site.

Vandaag kies ik er voor om alleen op stap te gaan. Het lopen
is zwaar, hier, geen paden en lanen, maar van heidepol naar heidepol. Ik wil
wel eens zien hoever ik kom.
De stafkaart van Lewis is net een avonturenroman. Met wat aanpassingen zou je
er zo ‘The Lord of the Rings’ kunnen laten afspelen. Ik kies voor een Loch van
4 kilometer lang, Loch Scalabhal. Zou het me lukken er helemaal omheen te
lopen? Geeft niet als het me niet lukt, ik weet bij voorbaat dat ik de tijd en
ruimte heb om mijn eigen weg te gaan.


De eerste 300 meter gaat het vanzelf. Vanaf het laatste plekje waar je met de
auto nog kunt komen is het tot het botenhuisje goed te doen. Over het strand
loopt min of meer een pad, zo nu en dan wijk ik uit, de hei in, omdat de stenen
onbegaanbaar zijn. Daarna wordt het moeilijker. Voet voor voet kom ik vooruit.
Overal liggen verborgen stenen, of pollen veen waarop je wegzakt. Een gebroken
kuitbeen of verstuikte enkel lijkt me hier niet handig.
Het geeft allemaal niet. Iedere plaats waar ik even stil sta is een wereld op
zichzelf. Korstmos in zoveel kleuren, twee soorten zonnedauw, orchideeen,
soorten heide die ik nog niet ken. Insecten ook, iets minder aangenaam, omdat
ik meegenomen word in hun systeem van voedselverwerving. De ene steekt
voelbaar, de ander niet; sommige zoemen, andere springen. Wat ik dan nog niet
doorheb merk ik s avonds thuis: ook teken doen vrolijk mee.
Voetje voor voetje, zo ga ik. Soms, bij grote stenen, kan ik met goed mikken
van de ene naar de andere springen, maar dat duurt steeds maar even. Op de
kaart probeer ik bij te houden waar ik ben. maar ik reken me al gauw te rijk.
Als ik echt goed kijk, zie ik dat het stroompje dat ik nu overstak nog niet op
de kaart stond, en dat die heuvel aan de overkant van het meer nog komen moet.
Na een uur kom ik op een plaats waar het goed toeven is. Een meter hoog is de
wand van turf waar ik tegenaan kan gaan zitten, op een droge steen, met voeten
op het zand van het strand. De oeverlopers, voortdurend met hun geroep
aanwezig, raken aan me gewend, komen hier de steentjes omkeren. En het beekje
dat naast me uitkomt in het meer maakt muziek; jammer dat er geen vogels te
zien zijn, zoals die waterspreeuw die ik eerder ergens zag, of de gele
kwikstaart.


Vijf uur later is mijn wandeling over. Het is mooi geweest. Ik heb nog niet een
kwart van het meer omgewandeld, ben op het verste punt naar boven gegaan, en
maakte daar een filmpje.

En toen liep ik weer
terug. Een beetje anders, wat meer ervaren, maar ook wat meer moe, dus het
blijft uitkijken geblazen. En wat een rust overal!
Terug bij het strand van het eerste uur ga ik het water in. Geen mens te zien, koud water, maar het is rond de 20
graden boven water, voor hier een heerlijke temperatuur, volop zomer. Wat een
rijk gevoel, zo in de leegte te staan, als een oermens in het water, in de
gevulde leegte. ‘Een mens te zijn op aarde is komen uit het water en staan in
de woestijn’, dat lied komt bij me boven – woestijn, de lege plaats, dat is het
hier wel, inderdaad. Ik realiseer me dat het een wereld van verschil maak dat
ik weet dat ik weer weg kan, straks. De natuur is hier al gauw dodelijk, als je
het hier een leven lang moet uithouden. Zonder een beetje civilisatie, mensen
die bij mensen samenscholen, duurde mijn leven niet lang. Maar mooi is het
zeker. De foto bovenaan deze blog maakte ik daar.
Ik loop het laatste stuk terug. Vanuit de verte ziek ik twee keer een auto
aankomen, naar de plaats waar de mijne staat. Dat zie je veel hier: mensen op
vakantie, die elke doodlopende weg inslaan, tot het einde afrijden en zonder
zelfs maar uit te stappen weer keren. Dat lijkt me een vakantie als een
doodlopende weg. Maar ieder zijn tic. En teken houden zij er niet van over, dat
is het verschil.
Later spreek ik Mike, van de Coast Guard. Heb je daar gelopen? Hij kent het,
van een reddingsoperatie. Loodzwaar terrein. Als je ervaring hebt doe je ruim
een mijl per uur. Nou, dan valt het me nog niet tegen!



Loden voetstap – Outer Hebrides 4

Columns Posted on di, mei 22, 2012 19:48:44

Eerst een paar dagen bij vrienden, vlakbij de hoofdplaats
Stornoway. Maar op zaterdag gaan we naar ons huisje, ergens aan de andere kant
van het eiland, in Aird-Uig, (Uig, spreek uit: Oeig). Welke kerk is daar in de
buurt? Keus uit twee: de Free Presbyterians, met een Gaelic service, niet
alleen onverstaanbaar, maar naar de beoordelingen van onze vrienden ook nogal
onverdraagzaam; en the Church of Scotland. De kerkjes staan honderd meter bij
elkaar vandaan, in Miarvaig, niet verder dan 6 kilometer van ons huisje, daarna
komt er heel lange tijd niets.

Alleen: de plaatselijke krant geeft aan dat er deze zondag een avondmaalsdienst
is. Voorafgaand de voorbereiding op donderdag 12.00 uur een kerkdienst, op
vrijdag 12.00 uur een getuigenisdienst, op zondagavond 18.30 uur een
nabetrachting met een getuigend verhaal van iemand die bekeerd is, op maandag
nog een afsluiting. Iedereen is welkom, staat er in the ‘Stornoway Gazette’
bij. Dat blijkt gebruik te zijn: in elke kerk is maar twee keer per jaar avondmaal,
maar overal vandaan mogen mensen meedoen, als ze daar aan toe zijn.
Verschillende dominees doen ook mee, van Free Church en Church of Scotland. Ze
erkennen elkaar als broeders en zusters, geen probleem. En wat ons betreft, ‘ik
bel wel even, ik ken die dominee wel,’
zegt onze gastvrouw, ‘dan krijg
je een ’token’ als je komt.’
Zo worden we welkom geheten, door de dominee en een ouderling. De ’tempel’
is een paar jaar geleden helemaal opgeknapt, wit en schrootjes, preekstoel met
de kerkenraadsbanken daaromheen, en de tafel voor avondmaal en de voorzanger
daar onder. Onze plek zal eerst zijn in de church hall, achter de kerkzaal:
daar zal een dienst in het Engels beginnen, wordt in het Engels gebeden,
gepreekt, en gezongen. Bij binnengaan krijgen we elk een loden plaatje, het
token, gedateerd 1906, Church of Scotland, aan de andere kant een tekst: ‘Do
this in remembrance of Me’
.
Onze dienst loopt voor op die in het Gaelic. De tune die wij zingen komt even
later zacht en gedempt door de deur heen terug. Als ons grote gebed klaar is
horen we de typerende toon van het bidden van over de muur komen. Het is een
stille en bijzondere ervaring. Met ons tienen horen we naar een bewogen preek
over een tekst uit Hebreeën. Jezus Christus als hogepriester, de hele bijbel
gaan we door, over lijden, het offer, zonde en genade, over trouw zijn en
volharden. De dominee weet waar hij het over heeft, zelf was hij een verloren
kind in de grote stad, maar door een wondere daad van God is hij op de goede
weg gezet, en op dit eiland terecht gekomen. Maar Gaelic spreken, zo hoor ik
later van hem, nee, dat heeft hij nooit geleerd. Dat leer je niet meer, als je
volwassen bent, het is een taal die door iedere ‘native speaker’ weer anders
gebruikt wordt.
Na een uur staan de klokken gelijk: we gaan naar de kerkzaal; en tegen
inlevering van het token mogen we plaatsnemen in de voorste rijen: drie rijen
met avondmaalsgangers. Achter ons een grote leegte, en dan weer vier helemaal
gevulde banken. Zij die niet zullen deelnemen. Gezang, een bijbellezing, een
gebed, een hartelijke uitnodiging: wie achteraan zit maar zich opeens toch
geroepen wordt, welkom, om naar voren te komen, zelfs zonder token! Maar ieder
blijft zitten. Het is nog niet het moment. Misschien over een half jaar? De dominee
dankt, om twee bejaarde zusters, die dit keer voor het eerst de vrijheid hebben
om te gaan.
Het meeste dat gezegd wordt is in het Engels; maar zingen gebeurt meest in het
Gaelic. Dat is prima, klinkt toch mooier, veel rijker in klank, naar muziek
minder gewoon alleen maar wat er staat. Wat er staat: dat zijn simpele tunes in
het Common Metre, vier regels met 8, 6, 8, 6 lettergrepen. Wat gezongen wordt:
de precentor start met een eigen improvisatie van de tekst, waarin hij zich al
in de toon van de tune begeeft; daarna zetten de mensen in, maar ze zingen
behalve de tune ook een groot aantal extra noten, naar eigen wens en ervaring,
de zogenaamde ‘grace-notes’. Genadeklanken.
Psalm 116, die kan niet missen bij een avondmaalsdienst. In het Engels volg ik
wel wat er in het Gaelic gezongen wordt. Het is goed om hier te zijn, mee te
vieren aan de tafel van de Heer. Nee, zegt de dominee, niet de tafel van de
Church of Scotland – hier mag ieder kind van God meedoen.
Hoorde ik hier thuis? Ja, want ik werd hier thuis geheten. Natuurlijk kan ik
vragen stellen, over de ‘zware’ stijl, over de schroom van zo velen om aan te
gaan. Maar hoe kan ik oordelen over het leven als geloofsgemeenschap op een
eiland als dit, waar iedereen iedereen kent, maar ook weer niet? Waar weinig
verborgen kan blijven? Waar mensen zich niet te snel bloot zullen geven? En
waar mensen wachten, totdat ze geroepen zijn, en welkom geheten?
De week erna gaan we weer, naar de gewone dienst, dit keer, in het Engels. We
zijn helemaal welkom, horen er al zowat bij. Voor hen hier is het een
bemoediging, twee mensen van een heel andere wereld, die gewoon broeder en
zuster willen zijn.
Een week later zijn we in het ‘gewone Schotland’, Kelso, tegen Engeland aan. We
lopen een kerk binnen, waar een dame ons graag iets vertelt. Vroeger, meer dan
een eeuw geleden, hadden ze hier communion tokens, zegt ze, als we vragen hoe
het avondmaal gaat, maar nu sturen we de leden een kaart als uitnodiging; als
mensen mee willen doen nemen ze die mee. Die tokens, die gebruiken we al lang
niet meer. Maar ja, in deze kerk hebben ze dan ook een orgel, en het Purple
Hymnbook uit 2004, en vrouwelijke ambtsdragers. Church of Scotland, een breed
verhaal…


Op internet vind ik nog wat over die tokens, “the leaden foot-prints of Church
history,” een samenvatting van een hartstochtelijk betoog uit 1936, toen
ze al bijna waren uitgestorven in de Schotse en Amerikaanse Presbyterian
Churches. Alsof we in een tijdcapsule zaten, dus!

Mary McWhorter Tenney, Communion Tokens: Their History and
Use, With a Treatise on the Relation of the Sacrament to the Vitality and
Revivals of the Church
(Grand Rapids, Michigan: Zondervan Publishing House,
1936), 11-16. Zie http://www.materialreligion.org/documents/aug98doc.html

Een site van een token-verzamelaar, met meer literatuur, en veel afbeeldingen, http://www.coinlibrary.com/wpns/club_wpns_pr_communion.htm

In South Carolina had de ‘First (Scots) Presbyterian Church of Charleston’ rond
1800 eerst 300 zilveren tokens besteld in Engeland, later, voor de zwarte
kerkleden, nog eens 500 van tin… Materiële geschiedenis heeft veel te zeggen.
http://www.angelfire.com/sc2/tokenofthemonth/token017/