Eerst een paar dagen bij vrienden, vlakbij de hoofdplaats
Stornoway. Maar op zaterdag gaan we naar ons huisje, ergens aan de andere kant
van het eiland, in Aird-Uig, (Uig, spreek uit: Oeig). Welke kerk is daar in de
buurt? Keus uit twee: de Free Presbyterians, met een Gaelic service, niet
alleen onverstaanbaar, maar naar de beoordelingen van onze vrienden ook nogal
onverdraagzaam; en the Church of Scotland. De kerkjes staan honderd meter bij
elkaar vandaan, in Miarvaig, niet verder dan 6 kilometer van ons huisje, daarna
komt er heel lange tijd niets.
Alleen: de plaatselijke krant geeft aan dat er deze zondag een avondmaalsdienst
is. Voorafgaand de voorbereiding op donderdag 12.00 uur een kerkdienst, op
vrijdag 12.00 uur een getuigenisdienst, op zondagavond 18.30 uur een
nabetrachting met een getuigend verhaal van iemand die bekeerd is, op maandag
nog een afsluiting. Iedereen is welkom, staat er in the ‘Stornoway Gazette’
bij. Dat blijkt gebruik te zijn: in elke kerk is maar twee keer per jaar avondmaal,
maar overal vandaan mogen mensen meedoen, als ze daar aan toe zijn.
Verschillende dominees doen ook mee, van Free Church en Church of Scotland. Ze
erkennen elkaar als broeders en zusters, geen probleem. En wat ons betreft, ‘ik
bel wel even, ik ken die dominee wel,’ zegt onze gastvrouw, ‘dan krijg
je een ’token’ als je komt.’
Zo worden we welkom geheten, door de dominee en een ouderling. De ’tempel’
is een paar jaar geleden helemaal opgeknapt, wit en schrootjes, preekstoel met
de kerkenraadsbanken daaromheen, en de tafel voor avondmaal en de voorzanger
daar onder. Onze plek zal eerst zijn in de church hall, achter de kerkzaal:
daar zal een dienst in het Engels beginnen, wordt in het Engels gebeden,
gepreekt, en gezongen. Bij binnengaan krijgen we elk een loden plaatje, het
token, gedateerd 1906, Church of Scotland, aan de andere kant een tekst: ‘Do
this in remembrance of Me’.
Onze dienst loopt voor op die in het Gaelic. De tune die wij zingen komt even
later zacht en gedempt door de deur heen terug. Als ons grote gebed klaar is
horen we de typerende toon van het bidden van over de muur komen. Het is een
stille en bijzondere ervaring. Met ons tienen horen we naar een bewogen preek
over een tekst uit Hebreeën. Jezus Christus als hogepriester, de hele bijbel
gaan we door, over lijden, het offer, zonde en genade, over trouw zijn en
volharden. De dominee weet waar hij het over heeft, zelf was hij een verloren
kind in de grote stad, maar door een wondere daad van God is hij op de goede
weg gezet, en op dit eiland terecht gekomen. Maar Gaelic spreken, zo hoor ik
later van hem, nee, dat heeft hij nooit geleerd. Dat leer je niet meer, als je
volwassen bent, het is een taal die door iedere ‘native speaker’ weer anders
gebruikt wordt.
Na een uur staan de klokken gelijk: we gaan naar de kerkzaal; en tegen
inlevering van het token mogen we plaatsnemen in de voorste rijen: drie rijen
met avondmaalsgangers. Achter ons een grote leegte, en dan weer vier helemaal
gevulde banken. Zij die niet zullen deelnemen. Gezang, een bijbellezing, een
gebed, een hartelijke uitnodiging: wie achteraan zit maar zich opeens toch
geroepen wordt, welkom, om naar voren te komen, zelfs zonder token! Maar ieder
blijft zitten. Het is nog niet het moment. Misschien over een half jaar? De dominee
dankt, om twee bejaarde zusters, die dit keer voor het eerst de vrijheid hebben
om te gaan.
Het meeste dat gezegd wordt is in het Engels; maar zingen gebeurt meest in het
Gaelic. Dat is prima, klinkt toch mooier, veel rijker in klank, naar muziek
minder gewoon alleen maar wat er staat. Wat er staat: dat zijn simpele tunes in
het Common Metre, vier regels met 8, 6, 8, 6 lettergrepen. Wat gezongen wordt:
de precentor start met een eigen improvisatie van de tekst, waarin hij zich al
in de toon van de tune begeeft; daarna zetten de mensen in, maar ze zingen
behalve de tune ook een groot aantal extra noten, naar eigen wens en ervaring,
de zogenaamde ‘grace-notes’. Genadeklanken.
Psalm 116, die kan niet missen bij een avondmaalsdienst. In het Engels volg ik
wel wat er in het Gaelic gezongen wordt. Het is goed om hier te zijn, mee te
vieren aan de tafel van de Heer. Nee, zegt de dominee, niet de tafel van de
Church of Scotland – hier mag ieder kind van God meedoen.
Hoorde ik hier thuis? Ja, want ik werd hier thuis geheten. Natuurlijk kan ik
vragen stellen, over de ‘zware’ stijl, over de schroom van zo velen om aan te
gaan. Maar hoe kan ik oordelen over het leven als geloofsgemeenschap op een
eiland als dit, waar iedereen iedereen kent, maar ook weer niet? Waar weinig
verborgen kan blijven? Waar mensen zich niet te snel bloot zullen geven? En
waar mensen wachten, totdat ze geroepen zijn, en welkom geheten?
De week erna gaan we weer, naar de gewone dienst, dit keer, in het Engels. We
zijn helemaal welkom, horen er al zowat bij. Voor hen hier is het een
bemoediging, twee mensen van een heel andere wereld, die gewoon broeder en
zuster willen zijn.
Een week later zijn we in het ‘gewone Schotland’, Kelso, tegen Engeland aan. We
lopen een kerk binnen, waar een dame ons graag iets vertelt. Vroeger, meer dan
een eeuw geleden, hadden ze hier communion tokens, zegt ze, als we vragen hoe
het avondmaal gaat, maar nu sturen we de leden een kaart als uitnodiging; als
mensen mee willen doen nemen ze die mee. Die tokens, die gebruiken we al lang
niet meer. Maar ja, in deze kerk hebben ze dan ook een orgel, en het Purple
Hymnbook uit 2004, en vrouwelijke ambtsdragers. Church of Scotland, een breed
verhaal…
Op internet vind ik nog wat over die tokens, “the leaden foot-prints of Church
history,” een samenvatting van een hartstochtelijk betoog uit 1936, toen
ze al bijna waren uitgestorven in de Schotse en Amerikaanse Presbyterian
Churches. Alsof we in een tijdcapsule zaten, dus!
Mary McWhorter Tenney, Communion Tokens: Their History and
Use, With a Treatise on the Relation of the Sacrament to the Vitality and
Revivals of the Church (Grand Rapids, Michigan: Zondervan Publishing House,
1936), 11-16. Zie http://www.materialreligion.org/documents/aug98doc.html
Een site van een token-verzamelaar, met meer literatuur, en veel afbeeldingen, http://www.coinlibrary.com/wpns/club_wpns_pr_communion.htm
In South Carolina had de ‘First (Scots) Presbyterian Church of Charleston’ rond
1800 eerst 300 zilveren tokens besteld in Engeland, later, voor de zwarte
kerkleden, nog eens 500 van tin… Materiële geschiedenis heeft veel te zeggen.
http://www.angelfire.com/sc2/tokenofthemonth/token017/