herplaatsing juli 2009

Het was zo’n dag dat het net niet regende, maar droog was
het ook niet. Een beetje grijzig, mistig, van het uitzicht genieten zat er niet
in. Echt zo’n gelegenheid om eens naar Craolista te gaan. Weer een ander
doodlopend weggetje in, dus. Maar wat is dat eigenlijk, een weg die doodloopt?
Iemand noemde de weg van 20 kilometer waarover we reden om in deze uithoek te
komen een doodlopende weg, ‘misschien wel de langste van Europa’ zelfs. Maar
van dood is hier geen sprake. Voor het zelfde geld kan je alle andere wegen als
eindeloze cirkel zonder doel omschrijven, en noem je deze weg de weg met één
doel.

Wij gaan dus het weggetje-dat-niet-doodloopt, maar ons naar
de kust brengt. Weer een ander stukje kust, steeds weer andere stukjes kust,
niet een is er gelijk aan een ander. Het dorpje heeft een oude Keltische naam,
Craolista. Als we uitstappen worden we geplaagd door de kwartelkoning, de
corncrake, die vast en zeker vlakbij in het hoge gras zit. Craolista en
corncrake, dat klinkt wel goed samen. Hij hoort hier echt helemaal. Z’n gekraak
achtervolgt ons het hele eiland over, maar zien, ho maar. Het lijkt erop dat
zijn voorkomen verband houdt met de leeftijd van het gehucht waar we zijn. Hoe
ouder het dorpje, hoe meer kans dat er ook een goede lap hoog gras te vinden is
waar ze zich kunnen verschuilen, pa, ma, de kleine kwartelprinsjes en
prinsesjes. Ik doe drie stappen naar links, vier naar rechts, klim een bergje
op, maar geen familielid laat zich zien. Ze kijken beter uit dan ik.

De kust hier heeft het karakter van een brede lage strook
land, met in de verte een groot strand. Wijd en omarmend ligt het er bij. Een
paar oude blackhouses zijn de laatste 20, 30 jaar verlaten, en verruild voor
huizen met ramen en pannen. Een van die nieuwere huizen wordt al weer vervangen
door een ruimer, hoger, lichter exemplaar. Overal spelen konijnen, voor niemand
bang. Een paar bouwvakkers zwaaien vriendelijk, maar die zijn niet van hier,
zie je op hun auto staan.

Ondanks de mist heeft iemand toch de was buiten gehangen.
Vrolijk zwaait een lijntje kleding in de wind. De duizend tinten grijs en blauw
en zeegroen worden opeens door een zachtoranje sloop of handdoek
opgengescheurd. Hoe zou het zijn, hier te leven? Heel gewoon, als je niet beter
weet. Dan begint hier gewoon elke weg die je je bedenken kunt, van doodlopen is
geen sprake.

Een paar dagen later kom ik langs schapenhouder John Mc
Cleod, die een paar van zijn schapen scheert. Ik ken hem al als ouderling en
voorzanger in de kerk, goede aanleiding om een praatje te maken. Waar hij
woont, vraag ik hem. Dat ken je al, zegt hij, ‘Craolista. You have been seen
there’. Dat klinkt niet verkeerd. Je mocht er zijn, zegt hij daar ook mee. Zijn
land strekt zich zo een mijl ver uit, van Craolista af, onvruchtbare heide,
moeras, maar voor zijn 200 schapen is er eten genoeg.

Onzichtbaar als de corncrake zijn toch overal mensen bezig,
in hun huis, op hun land, in kleding die zich aanpast bij de achtergrond. Een
blauwgeruite bloes en een grijzige pet zijn snel opgenomen in het land, merk ik
als ik afscheid neem. Zijn border collie, die voor hem de schapen bij elkaar
heeft gedreven, kijkt me aandachtig na.

Je bent gezien, daar moet je tegen kunnen, als je op een
eiland woont. Heen en weer jagen door het leven, op cirkelwegen die nooit
eindigen en nergens heengaan, is er hier niet bij. Doe maar rustig aan, elke
weg loopt uiteindelijk uit op een ontmoeting, een plaats waar je niet verder
kunt. We vinden elkaar wel. Wil je je daar laten kennen? Durf je je was te
laten waaien in de wind, met je eigen kleurkeuze, je eigen model? Of verstop je
je in het gras, als de corncrake?