Mangersta, heette het dorp, of Mangurstadt, in het Gaelic. Tien crofts, lapjes grond met een huis erop, in een strook langs een zijweg. Zo is het overal op het eiland Lewis, de kleine delen min of meer vruchtbare grond werden bebouwd, bewoond, soms al meer dan tweeduizend jaar, soms ook pas de laatste tweehonderd jaar. Daaromheen grote vlakten onherbergzame grond (‘bog’, ‘moor’), en stenen, en lochs.
Mangersta, de noordelijke naam zegt het al, hoort bij de oude bebouwing. Alles is er: zoet water dat uit de bergen naar beneden sijpelt, de zee die zorgt voor mineralen, zeewier (=meststof), vis en schelpdieren, een strand waarop een platbodem kan landen, kleine strookjes bouwgrond, en overal eromheen veen, turf, de brandstof voor de winter. En natuurlijk, zoals overal hier, de golfstroom die maakt dat het ‘s winters amper kouder wordt dan 5 graden, maar ook de noordelijke ligging, die het ‘s zomers koel houdt. En licht, in de avonden. Ergens om 01.00 uur ‘s nachts zal het wel even donker zijn?
Mangersta, tegen het einde van een lange single track road, heeft een strandje dat op surfsites genoemd wordt. Als je er op klikt vindt je alles, eb en vloedtijden, watertemperaturen, windsnelheid. Het aardige van surfen hier is, zo staat er, dat het zo gevaarlijk is, met de riffen overal.
Dat lees ik, nu ik thuis ben. Toen ik er was zag ik de riffen, de bontbekplevieren en de mooie stenen, het zand, het water dat van boven kwam en zich vermengde met de zee, de fundering van een steenoude ronde dubbelwandige woning, de Schotse hooglanders tegen de horizon – maar vooral ook de ruimte, het licht, dat hier op de Hebriden zo bijzonder valt. Alsof het ook een beetje in de dingen kruipt, dat licht, en zich koestert in de gastvrijheid van het land, het veen, het water.
En de bog aspodel zag ik overal, die mooie gele kleine lelies, de zonnedauw in twee soorten, in bloei, drie soorten orchis, de gagel of lousewort, x96 na twee dagen rondlopen weet je dat het niet te vermijden is dat je stapt op planten waarvoor ze in Nederland een speciaal natuurbeheersplan ontwerpen. Maar surfers zag ik niet. Die bleven bij dat andere, eerdere, strand waar ze met hun vehikels dichtbij konden komen. Dat hadden ze in Mangersta goed bekeken: gewoon een groot rood bord neerzetten, een heel eind voor het strand: ‘no vehicles beyond this point – mangersta community – STOP’. Dan komen ze er nooit. En hoeven ze daar in het dorpje niet elke week de helicopter van de Coast Guard te bellen, om weer een dappere surfer te redden.
Op reis gaan zonder voertuig. Ook zonder surfplank, wat mij betreft. Stap voor stap, elke stap weer anders. Een mijl in een uur is al snel, op veel plaatsen; omrekenen naar kilometers hoeft dan al niet meer. Alsof je in een tijdcapsule gestapt bent, denk ik op het moment dat ik daar loop, zit, een boek tevoorschijn haal en wat ga lezen. Maar toch wel handig dat ik er kon komen, niet in een coracle of een vikingenschip, maar met de trein, de boot, de auto…