Feest in de Nicolai-kerk: Willem Barnards dagboeken zijn in een nieuwe
editie uitgekomen, en worden gepresenteerd. Meer mensen dan gedacht komen
er op af, de omzet loopt goed. Voor ieder zijn er twee boeken, een voor
jezelf, een om met Sinterklaas of Kerst cadeau te doen.
Terug in de
bus begin ik alvast te lezen. Het is verslavende lectuur. Barnard
schrijft goed, natuurlijk, ook in zijn dagboeken. Een eenvoudige
beschouwing over de verkiezingen van 1977, samenvallend met de
treinkaping bij Wijster en de bezetting van een school, roept bij mij ook
weer de beelden op aan toen. Ik studeerde toen net een jaar in Kampen,
en het raakte ons, in het Noorden misschien nog wel meer dan in Holland.
De Molukse studiegenoot die overal argwanend bekeken werd. Of die
vierdejaars die het jammer vond dat hij niet in die trein had gezeten,
dan had hij via de intercom vast de gijzelaars moed kunnen inspreken. Ik
noem geen namen…
Zo blader ik verder. Lees, over hoe de makelaars
langskomen, als de Barnards zelf een huis moeten gaan kopen. Hoe die
makelaars denken dat een notabele dominee ongetwijfeld net zo rechts is
als zij zelf. En dat, terwijl Barnard net PSP had gestemd, niet slim, in
zo’n tijd van kapingen – dan stemt iedereen rechts, en dus heeft hij
zoals altijd in zijn leven op de verliezer gestemd.
Na tien minuten
stop ik te lezen. Busreizen en lezen tegelijk is niet ideaal, zelfs niet
op de rechte weg van de Berenkuil naar Zeist. Wat een koerswijzigingen
nog, rijbaanwisselingen, haltes, abrupte rem-acties. Mijn hoofd en ogen
komen dan altijd een fractie achter de beweging van de bus en het boek
aan,om ziek van te worden. Houd het allemaal maar eens bij, de
beweging van het leven. Barnard schrijft daar eigenlijk ook wel vaak
over, hoe hij die beweging niet bij kan houden. Mopperig en pedant
beklaagt hij de teloorgang van het Nederlands, alle 60 jaren die het boek
beslaat. Een wonder dat er nog iets van over is. Ontevreden is hij over
de kerk als instituut, of het nu voor of na de vereniging van Hervormde,
Gereformeerden en Luthersen is.Bijbelvertalingen, hoe nieuwer, hij
beroerder. De manier van zingen in de kerk, aandoenlijk niet goed, steeds
weer. Hij mag het zeggen. Het heeft hem mooie gedachten ingegeven, en
mooie teksten voortgebracht. Tot aan een gedicht over herkauwende auto’s
toe, autohater die hij is.
Maar als ik dan ook even mag mopperen – wat vreemd dathij bij de presentatie van dit boek Poulenc liet spelen, met piano en fluit, in
zo’n sobere oude nog bijna Romaanse kerk. Neogotische muziek naast
de romaanse teksten van Barnard! Dat is vast zijn Anglicaanse tic;
de kerken van suikergoed in Engeland rijzen op, als ik mijn ogen
sluit. Maar als ik ze weer opendoe zit ik niet in de kerk van Ely, maar
in een kerk met stoere zware zuilen, en opzij zie ik de gedenkplaat
voor Jacobus Bellamy, vernieuwend dichter, gestorven in 1786.
Bellamy, theologiestudent, stierf nog voor hij de pastorie in kwam, 28
jaar oud – Barnard haalde opgelucht adem toen hij uit de pastorie kon
ontsnappen, en is nog onder ons, 89 jaar oud. Nee, Barnard heeft niets te
klagen. Zeker niet als hij zijn geliefde Poulenc kan horen in een kerk
die ruikt naar Sweelinck.

Het boek, ‘Een zon diep in de nacht’, verscheen bij Skandalon, in een
uitgave op dundruk en als E-boek, voor x80 39.95. Ruim 800 pagina’s
tekst, dagboeken 1945-2005.