Samuel Whaness zette een emmer vol kabeljauw op de drempel.
‘De HEERE heeft ons gezegend met prachtige vis vandaag,
Rachel’, zei hij.

‘Lof en eer, Samuel’, zei Rachel.
Rachel legde vier kabeljauwen op het muurtje en bond van
drie de kaken bij elkaar. Samuel zat in de deur en deed zorgvuldig zijn rubber
laarzen uit.
Rachel kwam terug, nadat ze een kabeljauw door het raam van
Timmy had geschoven.
Samuel doopte zijn handen in de waterkom alsof het een
sacramentele handeling was.
Rachel stond bij Alice Voar in de open deur. ‘Een kabeljauw
voor het eten van de kinderen’, zei ze.
‘Wat is dat aardig van je, Rachel’, zei Alice Voar, en ze
hield de drie vissen omhoog. De zilveren kleur van onderwater was aan het
verdwijnen, het vernis van de dood kwam tevoorschijn. Nog even en het zouden
koploze grijze stijve schaduwen op een groot blauw bord zijn. ‘Je bent echt
aardig, Rachel’, zei Alice Voar.
‘Nee’, zei Rachel, ‘want we bezitten zelf niets, toch? De
HEERE geeft ons dit en dat, maar dan moeten we Hem weer nabootsen en alles wat
over is verdelen onder anderen, dan zal er niemand overblijven die te weinig
heeft.’
Samuel legde net zout in hun eigen opengesneden kabeljauwen
toen Rachel terugkwam.
‘Dat is toch geen zakendoen, Rachel’, zei hij, met een licht
verwijt in zijn stem: ‘je met moeite verdiende goederen weggeven aan mensen die
niets doen en zelf nergens voor zorgen.’
‘Het wonder van de broden en de vissen is nooit af, Samuel’,
zei Rachel.

George Mackay Brown, Greenvoe, vert. Roel Bosch

Prachtig boek aan het lezen, van een schrijver uit Orkney. Een klein
vissersdorpje, bewoond door clichés van mensen, maar dan zo dat je van ze gaat
houden. Brown is in Groot-Britannië bekend, zeker in Schotland, heeft het ook
een poos goed gedaan in de hippie-wereld. Vanuit de VS kwamen elke zomer in de
jaren ’70 groepen uit de VS om hem en zijn eiland te vinden, tot grote schrik
van de schuwe, vaak depressieve schrijver. Zijn presbyteriaanse achtergrond
herken je in dit verhaal, met veel liefde geschetst; zelf koos hij voor de
r.-k. kerk, het vrij hopeloze zondebesef moest voor he m wijken voor de
eeuwenoude traditie van ritueel en sacrament. Die sacramentele ondertoon zit
ook in dit prachtige verhaal. Timmy is de plaatselijke zwakbegaafde, die woont
in een huisje waar je alleen nog door het raam naar binnenkan, Alice is de
vrouw die van alle mannen in het dorp een kind heeft, Sidney, Sophie, Sander,
Shirley, Sam, Skarf, Sigrid… Voor mij is de slotzin van het citaat ook de kern
van het boek, tegen de verdrukking in.