De aanwijzingen waren vrij summier. Alle vogelkers moest er
uit, en jonge Douglas spar, en bomen zonder toekomst. Bij dat laatste zal ik
wel vreemd gekeken hebben, want de uitleg volgde ongevraagd. ‘Kijk, je ziet
drie jonge bomen dicht bij elkaar, dat gaat niets worden; dan is het boompje
met een kniek in de stam, of een boom met een kapotte top een boom zonder
toekomst.’

Na vier jaar vrije vrijdagen aan het liedboek gewijd te
hebben school ik nu om naar een vrijwilligerscarrière bij een natuurclub. Op
een nabijgelegen landgoed hebben ze een vrijdaggroep vrijwilligers. Wat
versterking is altijd welkom. Van 10 tot 2, beginnen met koffie, pauze
tussendoor, dat moet voor een binnenzitter als ik toch te doen zijn. Nu we geen
tuin meer hebben trekt het steeds meer, werk buiten, dus pak ik de
werkhandschoenen op.

Het scheelt dat ik als scout (padvinder, noemden we dat toen
nog) alle insignes op bosgebied gehaald heb. ‘Houthakker’, met een week
praktijk in het Haagse Bos, in een kerstvakantie bij min 10 graden. Daarbij
vergeleken is dit een dag voor watjes. Een gezellige groep van alle leeftijden,
niet eens alleen maar mannen, en zonder echte coördinator maar wel iemand die hem
vervangt. In ieder geval weten we in welk perceel we vandaag aan de gang gaan.
Niet zomaar, graag, want er zijn ook hoeken in het gebied waar alles blijft
staan, als schuilplaats voor de dieren. Er is over nagedacht. Er is ook een
beheerplan maar in dat plan staat niets over bomen zonder toekomst. (‘Nee, geen
beheersplan, wij willen niet heersen’ – nooit van een genitief-s gehoord, merk
ik als ik me dat vreemde woord laat ontvallen. Liedboekberoepsdeformatie,
sorry, dat moet ik toch echt afleren.)

Nu, deze keer laat ik alles staan wat geen vogelkers (of
‘bospest’) is. Hoewel dat moeilijk is: zoveel paddestoelen, dat je er al gauw
één over het hoofd ziet en omtrapt. Ook een kikker, verstopt tussen de aan de
grond uitbottende twijgen van een al eerder afgezette vogelkers, ontkwam maar
net aan een neerdalende schop.

Ondertussen zijn we een paar dagen verder. En was ik
inmiddels in klooster Koningsoord, waar zuster S. vertelde dat ze hun bosgebied
gaan bijwerken. Er moet weer wat meer licht op de grond vallen. Heel wat bomen
zijn al gemerkt, die gaan er uit. Als ik langsloop zie ik het: Amerikaanse eik
zal het niet lang meer maken. Langs de lanen mogen ze soms blijven staan, in
het bos hebben de meeste een grote oranje ring. Bomen zonder toekomst.

Kreupel, met een kniek, van buitenlandse komaf, te dicht in
de buurt van anderen, allemaal zonder toekomst, die bomen. Het verhaal erachter
is logisch – alleen vraag ik me af wanneer er iemand op het idee komt om een
bos op te richten waar deze ten dode opgeschreven mislukkelingen welkom zijn.
We hebben hier bij Zeist al zulke plaatsen voor oude ezels, tenslotte, oude
koeien en paarden kunnen ook al terecht, nu de bomen nog. Hebben we achter de
NoorderLicht niet nog een stukje over? Gewoon, als een getuigenis: in ons
koninkrijk is ook ruimte voor wat gekniekt is of exoot?