herplaatsing – geplaatst op 4 januari 2009

Eigenlijk, als je het zo leest in de Regel
van Benedictus, is elke functie in een Benedictijns klooster op zich weer de
mooiste functie die er is. De beheerder van de voorraadkelder is gastvrij, niet
zuinig, kent de noden van de broeders. De abt weet dat niet hij de baas is,
maar er namens de baas zit, en dat is heel ontspannend. De novicenmeester doet
zijn best de jonge monniken echt te leren kennen, zodat hij ze op z’n best
verder kan helpen met de eigen weg die ieder gaat. De portier hoort: Je zult
een gast die aan de deur klopt, opendoen alsof het Christus zelf is.

Mijn kloostercarrière is begonnen (en geëindigd, vermoed
ik) met die rol van broeder portier. Dat zat zo, alle dertig zusters waren de
hele maandag weg. Ze gingen met de bus naar hun nieuwe klooster, in Arnhem.
‘Berkel-Enschot’ wordt helemaal opgeslokt door Tilburg. Waar ooit hun koeien
graasden is nu het winkelcentrum, waar hun tuin was, komen de volgende
woningen, voor een ‘stille orde’ was de stilte te ver heen.

En dus zijn ze na vijftien jaar plannen, zoeken, niet
hierheen en niet daarheen, nu zover dat hun nieuwe klooster bijna af is,
Koningsoord op de Johannahoeve, Arnhem/Oosterbeek, een voormalig Mill
Hillgebouw. Enerverend, voor een gemeenschap van monialen die gewend zijn in
een vast patroon te leven. De verhuizing wordt prima voorbereid. En daar hoorde
dus ook de reis van maandag bij, kijken in het pand dat nu wind en waterdicht
is, waar de muren drooggestookt worden, waar iedere zuster haar eigen cel kan
uitzoeken. En waar de Schotse Hooglanders nieuwsgierig naar de
wit-zwartgeklede zusters stonden te staren.

Tja, en zo bleven wij achter, een dag zonder gebed. Nou ja,
met ons eigen gebed, maar zonder de zang van de zusters. En dus: met een deur
die soms open moest. De vererende taak viel de twee meest ervaren bezoekers te
beurt, en zo deed ik dus open. Het waren concrete vragen, die de mensen
stelden. Eenvoudig te beantwoorden, fijn om hen verder te kunnen helpen. Zou
Christus zelf ook zo’n gemakkelijke gast zijn?

Als de zusters terugkomen hoef ik hen niet meer open te
doen. Ze hebben zelf de sleutel. Eerst brengen ze alles op orde, eten ze, en
een paar uur later halen ze de vespers in. Maar het klinkt alsof ze nog niet
allemaal geland zijn. Waar gisteren de completen waren als een volmaakte rust,
een thuiskomen, bij God, zo dat een van de gasten zei: ‘Het was of ik door mijn
moeder werd ondergestopt’, was koor 2 tijdens deze vesper nog helemaal
onderweg, ergens halverwege Arnhem en Berkel-Enschot. Na het midden van elke
vershelft gingen ze opeens versnellen, en denderden ze de trap af. Inzetten
ongelijk, de rust tussen vershelften onrustig.

Tja, ze hebben zelf de sleutel. Maar stilstaan bij het
binnenkomen, en bedenken: elke gast die binnenkomt is als Christus zelf, dat
blijft een leven lang oefenen. Juist ook, om jezelf als zo’n kostbare gast te
zien, dat valt niet mee. Nu, mij hebben ze goed ontvangen, daar was niets mis
mee. En nu weer thuis. Het gastenverblijf is gesloten, verder, totdat het op de
nieuwe locatie na de zomer weer opengaat. En als er nu zomaar iemand belt,
zouden ze die kunnen weigeren, de regel kennende?

Thuis, denk ik nog even door. Als elke functie in een
klooster de mooiste is, zou ik dan niet abt en novicenmeester en
kelderbeheerder en portier tegelijk kunnen zijn, vraag ik me af? Gewoon, van
mijn eigen kloostertje? In duofunctie, samen met Marleen? Maar de vraag, bij de
poort, komt dan elke keer opnieuw weer terug: ‘Wie doe ik nu open – en hoe?’