herplaatsing van 22 July 2011 – nog maar eens geplaatst, nu
de CofE nog even moet wachten op de vrouwelijke bisschop.

Deze morgen ging de emeritus priester voor in de liturgie
van de Communion, in de kerk van Holy Island. Een oude, kwetsbare vrouw, een
stok moest haar helpen van plaats naar plaats te gaan. Tegelijk een sterke
vrouw, ze stond er helemaal, in de kleurige zeeblauwe mantel met de symbolen
van het eiland, vissen op de rug, voorop de Keltische vorm voor de letters van
het Christus monogram.

Haar korte preekje begon ze met enkele woorden over de
heilige van de dag. Nou ja, heilige, de Anglicaanse kerk kent geen
heiligverklaringen, maar wel houdt ze graag de namen in ere van hen die iets
bijzonders betekenden. Deze keer staat tussen haakjes op de rol Elizabeth
Ferard, eerste deacones van de Church of England, de Anglicaanse kerk. In 1861
ging ze op verzoek van de bisschop van London naar Duitsland, om te zien hoe de
diakonessen daar georganiseerd waren. Bij haar terugkomst werd ze, 18 juli
1862, tot diakones gewijd, en ging ze werken in King’s Cross, een
achterstandsgebied in London. Ze stichtte de orde van St Andrews, waarin
vrouwen als nonnen leefden, actief in de arme binnensteden, in het onderwijs,
de verpleging.

Tussen haakjes, zo staat ze op de kalender. Maar onze
voorganger van vanmorgen wil de kans niet voorbij laten gaan deze beschrijving
van haar leven door te geven. Want zelf begon ze ook ooit als diakones,
werkzaam in het onderwijs, totdat de tijd rijp was waarop zij als vrouw
priester kon worden. Elizabeth ziet ze als haar voorganger, een van de eersten
die de kans greep die voor haar lag. Mogen ook wij de kansen zien, in onze
tijd, om te leven naar Gods wil!

Diakonessen bestaan bijna niet meer, in Luthers Nederland en
Duitsland, in Engeland – ook ik ben lid van dat ‘now dying breed’, zo zei ze
het. Een uitstervend ras. Het leek me, dat ze daar niet onder gebukt ging. Er
is dan ook een vervolg gekomen, vrouwen die dezelfde ambten als mannen
bekleden. We zitten met weinig mensen in de kerk, nu, deze morgen: eerst met
vier voor het morgengebed, daarna komen er nog vier bij voor de Communion. Een
hoog aantal voor hun ervaring. Is dit een ‘now dying breed’ van kerkgangers?

Hier voelt dat zo niet. Ervaring met kleine aantallen hebben
ze zeker, in deze traditie. In paniek raken ze niet gauw. Gewoon doorgaan met
de liturgie, dat is een van de kenmerken van deze kerk. Niet volgens een
originele orde, maar zoals het in het boek staat, dag in dag uit vooraf goed
geregeld. Elke maand klinken zo alle psalmen in deze kerk, de vreemdste boeken
uit het Oude Testament komen langs, niets wijst erop dat het ‘now dying
breed’-gevoel hen een andere agenda opdringt.

Voor de tijdelijke gasten op het eiland is dat
overzichtelijk. Zo kennen ze het van thuis. Zelf voel ik me wat ambivalent. Als
je met z’n achten avondmaal viert, dan vorm je toch liever samen een kring, dan
dat je wacht totdat die ene priester, man of vrouw, met alles klaar is, voordat
je het geknield op de communiebank aangereikt krijgt? Of is dat weer teveel de
zucht naar ‘het gemeenschappelijke’, ‘laat niemand eruit springen’, die me
parten speelt, en is juist die plechtige vorm, zelfs met weinigen bijeen, het
sterkst? Is het ‘now dying breed’ van ‘laten we maar gewoon doen’ het eerst aan
de beurt om het loodje te leggen?