Hoe vaak hebben nu al mensen niet geschokt gereageerd? ‘Er
staat geen muziek bij!’ De boekjes met materiaal ter beproeving voor het
Liedboek gaan rond, komen overal terecht, roepen heel verschillende vragen op.
Daarvoor zijn ze ook bedoeld, naast, dat het mooi is als er uitroeptekens
tevoorschijn komen. Ook dat gebeurt. Maar neem nu zo’n psalm, waarvan er in
Gezangen voor Liturgie vele staan: een refrein met eerst voorzang, dan
herhaling door allen, vervolgens om en om een strofe onberijmd en het refrein.

‘Nu staan bij het refrein de nootjes, en bij de strofen
alleen de tekst. Zijn jullie niet wat vergeten? Hoe moeten de mensen dat nu mee
kunnen zingen?’

Bij die vraag zak ik in mijn gedachten weer af naar het
klooster waar ik vaak kom, Koningsoord, Arnhem. Een kleine dertig monialen,
Trappistinnen, houden daar het koorgebed gaande. Ze doen dat op een heel eigen
wijze. Iedere week krijgen ze zangles, op hoogtijdagen zingen ze
vanzelfsprekend vierstemmig, kwaliteit voldoende, overtuigend. Tegelijk klinkt
het ook heel voorzichtig, alsof het allemaal kwetsbare stemmen zijn. ‘Dit is echt
cisterciënzers zingen’, legde een musicus die deze wereld goed kent me uit. ‘Haast:
zingen in stilte’. Benedictinessen zingen al anders, om maar te zwijgen van Clarissen.

Ik participeer honderd procent in hun gezongen gebeden,
psalmen, de hymne. En dat doe ik zwijgend. Mijn tenor blijft binnen. Alleen bij
de eucharistieviering, bij Onze Vader en enkele andere onderdelen, doe ik
zingend mee; verder zal niemand me horen. Dat klinkt een stuk beter.

Of ik denk aan een kerkdienst in eigen kerk, waar een
groepje jonge zangers een psalm uit de tweede Ionabundel neerzet. ‘De Heer is
mijn licht!’, al gauw als refrein door anderen meegezongen. Maar als het om de
strofen gaat zingen zij, en zwijgen anderen. Geen nootjes nodig – we doen mee
door zwijgend in te stemmen.

De eerste keren dat ik met protestantse groepjes een
klooster bezocht wist ik nog van niets. Ik verwachtte niet dat mijn
medereizigers dachten dat het oneerbiedig zou zijn wanneer ze zouden zwijgen.
En dus basten de mannen in het vrouwenklooster onhandig mee, te snel, te
langzaam, te hoog of te laag, ook dat nog. Het duurde even voordat ik bedacht
dat het door hun opleiding kwam. Wie niet zingt hoort er niet bij, dachten ze.
Nu we ons hier thuis mogen voelen, moeten we wel ons best doen. Maar wat ze
beoogden, deel te nemen, veranderde in het tegengestelde: ze fragmentariseerden
de eenheidsbeleving van de muziek. De stroom stokte. Luister maar, laat de
muziek door je heen gaan, zing stil mee, dat is pas de echte participatie.

Ik kan dat allemaal niet gaan vertellen, als iemand
verontrust om de nootjes vraagt. Die zijn er nog wel, hoor, ze staan allemaal
in de cantorijboeken die net als het Liedboek zelf op 25 mei uitkomen. Ook kan
ik nog heel praktisch verwijzen naar het gegeven dat dit wel heel veel
bladzijden scheelt. Stel dat bij 75 liederen de rolverdeling zo opgaat, dan
zijn er al gauw evenveel pagina’s gewonnen, dat scheelt weer in het aantal op
te nemen liederen. Of, anders berekend, het geeft ons de optie om de
‘Nederlandse standaard’ aan te houden: per versregel een leesregel. Kom daar in
Hymnals en Gesangbücher eens om.

Tegelijk realiseer ik me dat hier werelden botsen.
‘Participatie’ als synoniem met de liturgie waarin allen liefst uit volle borst
meezingen verdraagt geen rolverdeling. Geen punt: er staan genoeg liederen in
het boek die voor deze kringen prima voldoen. Naast ‘De Heer is mijn licht’ uit
Iona en Psalm 93 uit Gezangen voor Liturgie ook gewoon die uit Geneve. Bewaar
die kleinere vormen, die alternerende vormen dan voor een jongerendienst of een
avondgebed in kleinere kring, of laat ze voor wat ze zijn. Niet iedereen hoeft
alles te lusten.

Tegelijk denk ik: wat zou het toch ook mooi zijn wanneer we
in de kerk van de komende jaren ook durven te zwijgen. Sommigen zingen, anderen
zingen in hun hart mee. Juist in de stilte, in het zwijgen, kan deelname van allen
voelbaar worden. Zoals oprechte deelneming in het verdriet van een ander vaak
nog het best blijkt in de witruimte tussen de woorden, het zwijgen wanneer je
handen schudt, zo kan ook oprechte deelname aan het gelovige lied zich uiten in
een stralend luisteren naar de strofen, en daarna een respons in het refrein.
Wat gaat het lied ons nog veel leren!

illustratie uit het voorbeeldboekje, met 40 nummers uit het nieuwe Liedboek. Oorspr. uit ‘Opstaan!, meer liederen uit Iona, Glasgow en de rest van de wereld.’
De beschreven tocht naar een klooster, vanuit Schiedam, naar de Benedictinessen in Oosterhout.