Dit mag
de dichter doen
de
runen uithouwen
en dan
de stilte laten komen

serie bijdragen, als achtergrond bij ‘Er zijn – keltisch-christelijk geloven’, Zoetermeer 2013. Dit artikel bij hoofdstuk 8, Verbondenheid. Boek verschijnt voorjaar 2013.

Op Orkney werd hij geboren, George Mackay Brown, hij zou er levenslang blijven,
afgezien van een kleine uitstap van een paar jaar om in Edinburgh te studeren: eilander
in hart en nieren, met een heel eigen taal. Beknopte taal, weinig woorden
volstaan om veel te zeggen. Als de visser die geen zin heeft om tegen de wind
in een heel betoog te houden. Dichter, vooral dichter, pas later toegekomen aan
verhalen, een novelle, en nog enkele andere prozawerken.

Even was hij beroemd, en stroomden hippies uit de hele
wereld Stromness op Orkney binnen. Ze wilden die visionaire schrijver spreken.
Zo knap hoe hij in een klein boek de ellende had neergelegd van de overgang
naar een samenleving, vervloekt door de vooruitgang. Maar Brown kon er niet
tegen, haast mensenschuw als hij was, al die toeloop.
foto, bron: Wikipedia

Uit dit boek, Greenvoe,
komt het citaat waarmee hoofdstuk 8 begint. Een klein dorp op een eiland lijkt
op een miniatuur van de wereld in het groot. Ze zijn er allemaal. De alcoholist
en de rokkenjager, de gewetensvolle schooljuf en de gewichtige postbode die
alles weet. De kinderen met en zonder gebruiksaanwijzing, de kroegbaas en de
vrije vrouw met kinderen van zowat elke man die in de buurt kwam; en als enige
uitgewerkte persoon de moeder van de dominee, elke dag bezocht door haar
schuldgevoel, waar ze zich uit los weet te maken na een wijze opmerking van de Indiase
marskramer.

In dit dorpje leven Samuel en Rachel, oudtestamentische
namen, echt calvinistische gelovigen. Altijd kinderloos gebleven, met hun pijn
en zorg, maar ook met hun vanzelfsprekende overgave aan wat de Eeuwige met hen
voor heeft. In hun bestaan vallen bijbelse geschiedenis en mensengeschiedenis
zowat samen: het wonder van het breken en delen van brood en vis gebeurt tot op
de dag van vandaag. Dat is ook het wonder van deze dichter, schrijver. De
gedichtenbundel waarmee hij in 1959 bekend werd heette: ‘Loaves and fishes’,
brood en vis…

Samuel en Rachel staan model voor de strenge, rechtvaardige,
presbyteriaanse, wat donkere achtergrond van Brown. Zelf kiest hij als hij
tegen de dertig loopt voor de rooms-katholieke kerk; maar levenslang lopen
beide sporen in zijn leven mee.

Het verhaal van Greenvoe is als ‘condensed milk’, een
verdikte versie van wat in de jaren 1960-1980 op al de eilanden gebeurde. Knap
hoe Brown halverwege dat proces het al zo treffend kon beschrijven. Gaat het wonder van brood en vis dan toch nog steeds door?

Op zijn grafsteen staan de laatste woorden van een van zijn
laatste gedichten:

Carve the
runes
Then be
content with silence

From
“A Work for Poets” (1996)

—-

uit: Greenvoe, 1972:

Samuel Whaness zette een emmer vol kabeljauw op de drempel.
‘De HEERE heeft ons gezegend met prachtige vis vandaag, Rachel’, zei hij.
‘Lof en eer, Samuel’, zei Rachel.

Rachel legde vier kabeljauwen op het muurtje en bond van drie de kaken
bij elkaar. Samuel zat in de deur en deed zorgvuldig zijn rubber laarzen uit.
Rachel kwam terug, nadat ze een kabeljauw door het raam van Timmy had
geschoven.
Samuel doopte zijn handen in de waterkom alsof het een sacramentele handeling
was.
Rachel stond bij Alice Voar in de open deur. ‘Een kabeljauw voor het eten van
de kinderen’, zei ze.
‘Wat is dat aardig van je, Rachel’, zei Alice Voar, en ze hield de bundel van drie
omhoog. De zilveren kleur van onderwater was aan het verdwijnen, het vernis van
de dood kwam tevoorschijn. Nog even en het zouden koploze grijze stijve
schaduwen op een groot blauw bord zijn. ‘Je bent echt aardig, Rachel’, zei
Alice Voar.
‘Nee’, zei Rachel, ‘want we bezitten zelf niets, toch? De HEERE geeft ons dit en
dat, maar dan moeten we Hem weer nadoen en alles wat over is verdelen onder
anderen, dan zal er niemand overblijven die te weinig heeft.’
Samuel legde net zout in hun eigen opengesneden kabeljauwen toen Rachel
terugkwam.
‘Dat is toch geen zakendoen, Rachel’, zei hij, met een licht verwijt in zijn
stem: ‘je met moeite verdiende goederen weggeven aan mensen die niets doen en
zelf nergens voor zorgen.’
‘Het wonder van de broden en de vissen is nooit af, Samuel’, zei Rachel.