Op verzoek van de Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied schreef ik een serie teksten, persberichten voor het nieuwe liedboek. Nu breder verkrijgbaar op mijn blog.

Nu lig ik wakker in de
nacht
zoals een mens ligt in
de dood
.

Sommige teksten in Liedboek,
zingen en bidden in huis en kerk
zijn donker. De dichter Wiel Kusters
vertolkte in dit citaat de aanhef van Psalm 88, het donkerste hoekje uit het
psalmboek. Hij verlangt zo naar licht, naar kieren in het zwart. Zoals een kind
wacht op z’n vader, z’n moeder. Maar blijft het dan toch donker?
Voel, mijn kuil is toch zo diep.

In zijn recente egodocument In en onder het dorp beschreef Kusters hoe het was, kind te zijn in
een mijnwerkersgezin. Het idee dat je vader honderden meter onder jouw kamer
aan het werk was, met gevaar voor eigen leven; het zien dat opa, oom, zoveel
anderen in bed terecht kwamen met zieke longen, ten dode opgeschreven; het
merken dat over die mijn, die ‘kuil’, niet gesproken wordt – speelt het mee in de
kracht van deze berijming van een bijbels lied?

Het nieuwe Liedboek brengt heel verschillende mensen samen: hun
teksten, hun muziek, hun biografie. Daarmee is het een echt cultuurboek
geworden. Met de psalmen is het wel heel duidelijk: de jonge Utrechtse dichter
Alexis de Roode maakte een bewerking van Psalm 4 op de muziek van de Britse
jazzcomponist Chris Norton; we vinden teksten van nieuwe en oude Nederlanders
Lloyd Haft, Anton Ent, Ria Borkent, Huub Oosterhuis, berijmingen van Willem
Barnard en Martinus Nijhoff. Ook teksten van Klokhuisschrijver Karel Eykman, van
Willem Wilmink, van gospelschrijvers en bijbelvertalers doen mee. Rikkert
Zuiderveld en Elly Niemann–Elly en Rikkert, een begrip in evangelische
jeugdliedjes- komen we tegen, net als teksten van Ida Gerhardt en Marie van der
Zeijde.

Met de psalmen, de 150 bijbelse liederen in meer dan 280
verschillende versies, begint de bundel. Daarna volgt nog veel meer: in de volgende 1100 liederen en teksten komen
tijden en culturen langs, hoogkerkelijke teksten naast heel eenvoudige taal.
Ook hier weer dichters van naam – zelfs Reve komt voor, naast Enquist en Rainer
Maria Rilke. Ook hier een jongere schrijver, Maarten Das, naast ouderen, René
van Loenen, Jaap Zijlstra, Inge Lievaart.

Ook op een andere manier komt de cultuur in het boek
tevoorschijn. De grote figuren in de kerkgeschiedenis, naamgevers van vele
kerken, kregen elk een eigen lied: Nicolaas, Maarten, en Willibrord, in de rij
van geloofsgetuigen waarin ook Franciscus van Assisi, Johannes de Doper en
Maria hun plaats krijgen.

Het zal best wennen zijn, voor veel mensen die dit boek in
handen houden. Sommige kerkgenootschappen kennen de gewoonte dat literaire taal
gebruikt wordt. Een dominee die de preek afsluit met een gedicht, ook als dat
niet eenvoudig is, krijgt waardering. In andere kerken houdt men de taal liever
eenvoudig. Een andere cultuur, andere verwachtingen, andere mensen? De eerste
groep zal sommige teksten wel wat simpel kunnen vinden; de tweede kan opkijken
van de hogere letterkunde. Beide zullen ze er vast iets van meenemen. Maar ook omgekeerd: sommige teksten zijn heel eenvoudig, zonder ooit plat te worden. Niet altijd van dichters van naam, soms onbekende bloemen…

Het boek zal ook wennen zijn voor mensen die nooit een
kerkelijk boek in handen hielden. Zij beginnen aan een verbazende reis, van
taalveld naar taalveld, teksten die gesloten blijven, teksten die tot bloei
komen, zelfs al voordat ze gezongen zijn. Misschien vooral als ze zich richten
op die kleine 200 teksten die niet van muziek zijn voorzien, om zomaar te
lezen, te overdenken, te bidden, te zeggen. Zoals deze van Jaap Zijlstra, met het motto
‘Herfst’:

Met elk blad dat valt,
valt meer licht op de
aarde,
komt meer uitzicht
vrij.

Met elk blad dat valt,
staan wij scherper
getekend,
valt meer hemel ons
bij.