Wie door Liedboek,
zingen en bidden in huis en kerk
, bladert en wat thuis is in kerkelijk
Nederland ziet tekst en muziek uit heel verschillende bronnen. Geneve en
Augsburg, de abdij van Zundert en de Studentenekklesia van Huub Oosterhuis,
Hillsongliederen uit Australië en Psalmen voor Nu uit Nederland, Opwekking en
Taizé. Kon de redactie niet kiezen? Was het een kool en geit verhaal?

Heel verschillende kerken werkten samen aan dit boek. Kerken
met een vrijere liturgie, evangelischen en basisgemeente, naast kerken met een
wat vastere structuur, calvinistisch, luthers, oecumenisch protestants. In het
midden vinden ze elkaar steeds weer in de wens ‘katholiek’ te zijn: gericht op
de ene algemene christelijke kerk. Daarbij staat het woord ‘katholiek’ voor
méér dan één kerk, rooms-, oud-katholiek, protestants of evangelisch, Europees
of Aziatisch. Katholiek betekent immers: het geheel betreffend.

Die katholiciteit begon al met de opzet van het redactioneel
team en de werkgroepen. Daar zaten mensen in met heel verschillende
kwaliteiten: mensen van tekst en van muziek, theologen en neerlandici, mensen
met functies in kerken en daarbuiten. Ieder had wel ergens ervaring in. Deskundigen
uit r.-k. Nederland waren adviseur van de redactie, zoals de eindredacteur van
de in de rooms-katholieke kerk veel gebruikte bundel Gezangen voor Liturgie, hoogleraar en priester Anton Vernooij.
Leden uit alle acht deelnemende kerken hadden elk hun eigen inbreng. Voor ieder
van hen werd het een ontdekkingstocht, omdat er liederen bovenkwamen die in de
breedte van de kerken nog niet bekend waren. Zo werd het proces van het maken
van het Liedboek een oefening in oecumenisch en katholiek bewustzijn.

Daar kwam nog wat bij. In een aantal kerkelijke kringen
leeft sterk de vraag naar de eenvoud van de kloosterliturgie, het
getijdengebed. Daarin worden psalmen onberijmd gezongen, op de meest simpele
wijze. Niet op zondagmorgen in de hoofddienst, wel in een simpele gebedsdienst
’s avonds of door de week zijn deze psalmen op hun plek. De redactie koos
twaalf psalmen uit, geschikt voor morgen en avond, Advent, Kerst, Veertigdagen
en Paastijd, om zó onberijmd te kunnen laten zingen. In kloosters gebruikt men
daarvoor de Nederlandse tekst van Gerhardt en Van der Zeyde, te lastig
Nederlands voor deze bundel. Liever koos de redactie voor de goed lopende tekst
van de NBV. Bij elke psalm maakte de redactie twee korte refreinen; de monniken
van abdij Maria Toevlucht, Zundert, schreven er de noten bij.

In de ‘zingende oecumene’ kan vaak meer dan in de
dogmatische conferenties voor mogelijk wordt gehouden. In vrijzinnig Nederland
is de Drie-eenheid van God geen vanzelfsprekend uitgangspunt, doopsgezinden
hebben niets met kinderdoop, evangelischen zullen geen avondmaal vieren met een
exact omschreven tafelgebed, gereformeerden houden van goede en stevige
teksten. Maar in dit liedboek verschuiven de grenzen. Nu ook eenvoudige
teksten, vaker herhaald, verbondenheid met zoveel christenen overal in de
wereld die aan die gewoonte bekend zijn. De Drie-eenheid komt in een kerklied
heel anders ter sprake dan in een dogma. Liederen over doop en het opdragen van
kinderen kunnen naast elkaar staan, zonder dat van verkettering sprake is.
Avondmaal kan met dit boek in de hand op vele manieren gevierd worden, steeds
in lijn met de grote afspraken die daarover in de oecumene gemaakt zijn.
Kortom: de opzet bij het maken was oecumenisch, de uitwerking op de praktijk
van na 2013 zou dat ook mogen zijn! ‘Ik geloof in één heilige katholieke christelijke
kerk’ wordt dan zingende waar.