Hoe kom je tot een goed advies aan een kerkelijke gemeente die wil weten
hoe ze verder moet? Je kunt de organisatie doorlichten, vergelijken met een
gezond bedrijf, een school, een leger. Je kunt de bijbel bestuderen om te
zoeken naar richtlijnen. Maar je kunt ook een overleden kerk op de snijtafel
leggen, zien waar het fout ging, en dan de nog overlevende kerken van
waarschuwingen voorzien.
Thom Rainer, docent gemeenteopbouw en oprichter van ‘Rainer
Group, a church and denominational consulting firm’, deed in een blog ook het
laatste: autopsy-of-a-deceased-church.

Tien jaar eerder was hem advies gevraagd. Een gemeentelid
maakte zich zorgen over de toekomst van zijn kerk, en vroeg hem te komen. De
rest van de gemeente vond het niet nodig, had er ook geen cent voor over, maar
die ene betaalde alles. Toen was het verder best. Thom zag veel tekenen van een
komend overlijden; binnen vijf jaar, dacht hij. Het zouden er tien worden. Hij
zet die tekenen op een rijtje in een blog. Sommige misschien wat sterk door de cultuur van de Verenigde Staten, bepaald, andere overal herkenbaar. Mij zette het aan het denken.
In 1975 had de kerk 750 kerkgangers. In 2003 waren het er
nog 83. De stadswijk was in de tussentijd veranderd. Van een keurige buurt,
‘middle class’, naar ‘lower class’. De gemeente stak geen hand naar die nieuwe
bewoners uit. Ze werd een eiland, geïsoleerd. Niets van wat de gemeente deed
was gericht op de omgeving.

De herinnering aan vroeger hield de mensen samen. Praten
over 1970, hoe fijn het toen was. En overal in de kerk herinneringen aan dode
gemeenteleden. Van deze een plaquette op een bank, die liet een avondmaalsbeker
na, de ander een raam, overal kwam je het verleden tegen.
Alle geld was voor binnen de eigen kring. Aan het eind ging
nog maar 2% naar buiten. Geen evangelisatie, diaconaat, missie, geen
uitgestoken hand naar wie dan ook. Niemand vroeg zich af waarom deze kerk kerk
was. Samen bidden gebeurde nooit, afgezien van de drie minuten per kerkdienst
op zondagmorgen. En dan gingen de gebeden ook alleen over de leden zelf. Die zieke, dat gemeentelid in zorg – een brede betrokkenheid, op buurt, stad, wereld ontbrak.

Er was vaak ruzie. Conflicten over allerlei kleine en grote
dingen maakten de gemeente tot een no-go-area voor dominees. In 10 jaar kwamen
en gingen er 7, de laatste drie in deeltijd. Allen vertrokken
gedesillusioneerd. Dat ondertussen voorbijgangers fronsten bij het zien van het
verval van het gebouw viel de kerkgangers amper op. In 2013 stopte de kerk te
bestaan.

Opvallend veel reacties volgden op deze post. Herkenning:
gemeenten met enorme potten geld voor uitvaarten en bloemen en zero op de post
voor jeugdwerk, sweet memories overal en geen kans om iets nieuws op te zetten.
In de VS komt er dan ook nog vaak een rassenvraag bij: gefronste wenkbrauwen
als Afro-Americans een blanke gemeenschap komen bezoeken.
Een angstaanjagend voorbeeld komt uit Atlanta, waar een
Baptistenkerk, op verzoek van en samen met andere kerken, een ontmoetingsplaats
bood voor daklozen. Er kwam weer wat leven in de gemeenschap, totdat de leden zeiden
dat ze het vervelend vonden de daklozen door de kerkdeur te zien gaan. ‘Of ze voortaan maar de achterdeur wilden gebruiken.’
De opvang verdween, een jaar later was de gemeente dood. Die andere kerken,
Episcopal, Methodist, Presbyterian en Lutheran, gingen door met de opvang in
een van de andere gebouwen, en leven in samenklank met de wijk.
Is dit het nu, ‘laat dit alles en gij zult leven?’ Een van
de schrijvers gebruikt een andere medische metafoor. Ook wie zich aan doktersadviezen
over hoge bloeddruk, lichaamsgewicht en beweging houdt krijgt geen garantie dat
hij of zij oud wordt. De kans wordt wel groter, en het leven tot die tijd
beter.

Veel herken ik ervan. De herinneringscultuur slaat je in
angelsaksische landen meer tegemoet dan in Nederland. In musea, stadsparken,
kerken, overal kom je bankjes en ramen en muren tegen die de herinnering aan
een dierbare dode levend moeten houden. Als gast van buiten merk je: die
plaatsen werken vanaf een bepaald moment andersom. De dood gaat het leven
overheersen.
In onze cultuur komt het in deze vorm minder voor; toch
speelt het wel een rol. ‘Die plaat kregen we van onze zustergemeente in wat toen
nog Oost-Duitsland was, die moet wel blijven hangen.’ ‘Dat kleed, ja, klopt, het
is wel wat gedateerd, maar het herinnert ons aan de jong overleden dominee X.’
‘De Statenvertaling als een museumstuk op tafel, onleesbaar voor iedereen
behalve letterkundigen en sommige theologen, maakt een eerbiedige indruk.’ En
‘nee, die prent van Jezus is wel heel erg 1950, maar er zijn al generaties
mensen bij gedoopt. Trouwens, wat is er fout aan 1950?’

Een kerk die toekomst heeft richt zich op de toekomst. Zo
simpel is het toch? Met nieuwe en oude schatten op zak, een groot reservoir aan
ervaring, maar minstens zoveel humor om alles wat gebeurt te ‘relativeren’, in
relatie te brengen met het hier en nu. Dat is het waar deze lijkschouwing mij
toe oproept. Met dank aan Thom Rainer.