La biche, de hinde, gisteren zag ik haar gaan in het bos. Ze
stak rustig een bospad over, niet bang, en verdween tussen de hoge varens. Die
biche is een dier dat in de traditie van joods en christelijk geloof een heel
eigen plaats heeft. Sinds ze in een van de psalmen (42) smacht naar water heeft
ze toch iets opgejaagd gehouden, iets kwetsbaars. En tegelijk iets waarmee een
gelovig mens zich kan identificeren:
Zoals een hert smacht
naar levend water, zo ik naar U, mijn God.
In middeleeuwse joodse handschriften duikt die hinde steeds
weer op, als beeld voor het opgejaagde volk, nergens veilig, steeds weer met
complottheorieën achtervolgd, ”t zijn vast de joden weer’… Zo componeerde de
Duitse componist Paul Hindemith, naar Zwitserland gevlucht voor de nazi’s, voor
kamerkoor ‘O a biche’, tussen 1938 en 1940, een sieraad, sterk en kwetsbaar
tegelijk.
Maar nu zie ik haar in de kerk, een witte hinde in een rozig
veld van glas in lood. Onder haar een klein mensje, het kon een kind zijn. In
het boekje, bij de ingang te koop, lees ik de legende terug. Het kind, de
kleine Etienne, bij ons bekend als Stefanus, werd door de duivel gestolen en in
het bos achtergelaten, dicht bij het huis van een bisschop. Toen deze bisschop
naar buiten kwam zag hij het kind, dat op dat moment gevoed werd door een witte
hinde. Hij nam het bij zich in huis en gaf het een vrome opvoeding.
Stefanus als eerste diaken kan nog moeilijk als zuigeling
door een bisschop opgeraapt zijn. De kerk was nog niet eens begonnen, in zijn
prille jeugd. Wat bezielde de heilige fantasten om er dit verhaal bij te
verzinnen? Van Stefanus is echt weinig bekend. Hij zorgde binnen de
christelijke eerste gemeente voor eten en drinken en onderdak voor wie niet
voor zichzelf kon zorgen: de ‘Griekse weduwen’ worden met name genoemd, degenen
die kind noch kraai hebben in Jeruzalem. Of: misschien hebben ze wel verwanten,
maar keren die zich af van hun eigen vlees en bloed wanneer moeder of oma zich
aansluit bij zo’n rare groep van ‘mensen van de weg’. Stefanus als de witte
hinde die voor het ouderloze kind zorgt, of voor de kindloze oudere?
Misschien dacht de fabelverteller ook wel aan die andere
grote verhalen over zuigelingen die door dieren gevoerd werden. De grondleggers
van de machtige Romeinse cultuur hadden hun levenskracht van de wolven
opgezogen, Romulus en Remus. Vanaf dat moment is de weg van Rome getekend door
geweld en je sterker voordoen dan je bent. Deze man aan de basis van de kerk
moest het hebben van een hinde, toonbeeld van kwetsbaarheid. Gevoed door een
hinde, zo zijn we begonnen, wij mensen van de weg. Laten we het niet vergeten.
Nee, heiligenlevens vertellen zelden rechttoe rechtaan de
feiten en vondsten. Ze zetten de mensen van God in een ander licht, door hen te
verbinden met andere werelden, andere wezens, dieren, vogels, en zelfs engelen
en sneeuwvlokken. Want zo eindigt de cyclus van Stefanus, een paar ramen
verder: daar zit hij geknield, in een donkerblauw vlak. En overal om hem heen
witte vlekken. Stenen die hem raken? ‘Het was alsof de hagelbui van stenen als
zachte sneeuwvlokken op hem neerdaalde’, schreef Gregorius van Nyssa in de
vierde eeuw. Het beeld raakte de kunstenaar, Jean-Michel Folon, en dat is te
merken…
Dan toch jammer: het tweede raam maakt dat ik me
ongemakkelijk voel. Vijf puntmutsmannen, met open monden en handen voor de
oren. Het onderschrift meldt dat het om rechters gaat die hun oren
dichtstoppen; iets verderop, in een vitrine, hangt een karton met een andere
tekst; de kunstenaar liet zich inspireren, lees ik, door een raam uit de 13e
eeuw in de Nôtre Dame van Parijs. Daar gaat het om de joden, een puntmuts op, die
hun oren sluiten en hem stenigen: ‘les juifs irrités, coiffés d’un bourret
pointu, se bouchent les oreilles et le font lapider.’ Ze weigeren naar het
getuigenis van Stefanus te luisteren, immers. Zo staat het in het bijbelboek
Handelingen, dat is waar, 7:57: ‘ze schreeuwden en tierden en hielden hun
handen voor hun oren.’ ‘Ze’, dat zijn de rechters, de leiders. Door er nu het
hatelijke middeleeuwse beeld op te plakken van de joden met hun puntmutsen
draaien alle beelden om. Want waren in die tijd, en daarna, de joden niet de
hinde, en de puntmutsen de Hunnen, de afstammelingen van Romulus en Remus, met
kracht, haat en geweld?
Prachtig, een beroemd kunstenaar te vragen zich te laten
inspireren door de oude verhalen en beelden, en hem de kans te geven een kerk
uit 1050 een nieuwe betekenislaag mee te geven. Met liefde en aandacht voerde
hij het uit, Jean-Michel Folon, van 2002 tot 2004. Maar wat jammer dat niemand
hem kon behoeden voor deze valse tonen.
Het laatste raam is het enige met een tekst. We zien een
hand van boven komen, met een krans, een ‘stephanos’ in het Grieks, richting
een kruis van woorden. ‘Heer Jezus, ontvang mijn geest. Heer, reken hun deze
zonde niet toe.’ Die woorden kunnen eindeloos herhaald worden. In beeldtaal, in
teksttaal, in stilte. Als sneeuwvlokken die vallen en een wereld wit maken. Wit
als die hinde.