Na vijf jaar werk aan een boek ben ik besmet geraakt. Het is
niet gemakkelijk om dan nog onbevangen te overdenken hoe het zou overkomen op
iemand die het voor het eerst in handen heeft. ‘Kijk’, wil ik dan zeggen, ‘dit
zit zo, en daarom deden we dat zus.’ Des te leuker om dan een verslagje te
krijgen van iemand die het boek inkeek en besloot dat ze graag de liedjes die
ze het mooiste vond op een cd wilde zetten.

Elise Mannah, zangeres, met kleinkunstachtergrond en een goede
naam in evangelisch Nederland, kreeg de vraag om een lied waarvan haar goede
bekende en co-artiest Elly Zuiderveld-Nieman de tekst had verzorgd, op te
nemen. ‘Luister naar de wind’, lied 936, een Aziatisch lied met een heel apart
muzikaal verhaal. Daarna ging ze verder bladeren, en raakte ze in de greep van
het boek. Ze besloot 20 liederen op een cd te zetten, ‘Parels uit het
Liedboek’. Met haar vaste begeleider, Henk Doest, zorgde ze voor arrangementen.
Viool, gitaar, slagwerk, regenpijp, van alles komt voorbij. Ze bekijkt de
liederen als een vrije kunstenaar. Zo hier en daar verandert een toon (182),
komt er een rust bij tussen de regels (88a, 848), maakt ze van een canon een
echolied (226). Dat maakt de cd misschien niet direct geschikt als voorbeeld
voor samenzang. Maar voor wie een cd met luisterliedjes wil horen doet dat er
niet toe.

Wat ik als redactielid van het boek vooral interessant vind
is: voor welke liederen is Elise gevallen. In mijn achterhoofd speelt
natuurlijk steeds de vraag, de kritiek van vertegenwoordigers van het
Evangelisch Werkverband binnen de Protestantse Kerk Nederland: dit boek is niet
geschikt voor evangelische christenen, er staat veel te weinig voor ons in. De
mening van de redactie was steeds: de tijd zal het uitwijzen dat juist teksten
en muziek van goede kwaliteit met open armen ontvangen worden in evangelisch
Nederland. De tijd van de hokjes is voorbij.

Die indruk wekt deze
CD inderdaad. De bekende nummers in gevestigd Evangelisch Nederland laat ze
links liggen, die kennen we al. Meestal zijn dat ook liederen die tot de oude
generatie van Opwekking en Evangelische Liedbundel horen (Abba Vader), of, bij
de Psalmen voor Nu, tot een bepaald deel van de reformatorische kerken beperkt
bleven. Zij gaat voor de breedte. Ze kiest bij de psalmen voor de twee nieuwe
gedichten van Alexis de Roode en Wiel Kusters, de psalmen 4 en 88. Vooral
die laatste maakt zij tot een expressief lied. Als je dit hoort weet je: dit
hoeven we helemaal niet door de hele gemeente te laten zingen, één gemeentelid
die het kan en wil mag hiermee allen meenemen.

Ook verder zingt ze veel nieuwe Nederlandse liederen of
vertalingen: Dit is een morgen, 216, Al wat een mens te kennen zoekt, 848, Wij
staan aan een kribbe, 503. Boeiend is dat klassiekere dichters als Den Besten,
Naastepad, Wit, ontbreken, en daarmee ook de langere teksten. Van De Vries, met
een groot aantal liederen in het boek, heeft ze er ‘slechts’ twee, van Govaart drie, Jongerius en Troost elk één, Landman en Van Loenen elk twee. De eenvoud
van de taal doet het hem. En in drie, vier strofen, moet het wel gezegd zijn.
Jongerius 848 is de langste, met een doxologie als vijfde couplet; maar het zijn
dan ook zoals we dat bij Jongerius gewend zijn korte vierregelige verzen.

Het Liedboek kent liederen uit vele bronnen. Opmerkelijk is
dat de klassieke Duitse en Engelse kerkliederen allemaal ontbreken. Uit
Duitsland is alleen de canon voor bij het eten opgenomen, ‘Dank u voor uw
overvloed’. Scandinavische liederen doen het juist weer goed: twee, 918 en 560,
en voor het gemak rekenen we IJsland ook even mee, 253. Schotse tunes, niet
vreemd, scoren ook hoog, 216, 833, 982 nieuwer, 848 uit de oude doos. Dat Jan
Pasveer twee keer inspiratie biedt is boeiend – zijn twee regels ‘Onze hulp’,
291a, krijgen een heel bijzondere bewerking, je kunt er amper bij blijven stil
zitten.

Muzikaal vind ik de cd het meest spannend in liederen die
ver af staan van bekende stijlen. Het harde ‘stem die de stenen breekt’, 918,
bijvoorbeeld, of het al genoemde 88a, de psalm die vooral klacht is, een
zelfportret met grafkuil. Maar bij de ‘ordinariumonderdelen’, vaste elementen
van de klassieke liturgie, als Onze hulp en Halleluja, 338c, ging ik ook rechtop
zitten.

Tenslotte: naar tekst zijn veel liederen op deze CD
eenvoudig bedoeld als vertolking van, reactie op, gedachte over de bijbel zelf.
Geen liederen over het vrome hart, over mijn eigen bijzondere
geloofservaringen, over de boze buitenwereld – ‘al wat de mens te kennen zoekt
aan waarheid en aan zin: het ligt verhuld in uw geheim dat eind is en begin’,
848. Bijzonder toch dat juist de eenvoud van de bijbelse bronnen het doet; een
verschijnsel dat in de evangelicale beweging wereldwijd vaak beter te merken is
dan in Nederlandse kerken met een evangelische sympathie.

Zie en luister verder op de site van Elise Mannah,
elisemannah.nl, waar ook de lijst met 20 opgenomen liederen compleet vermeld
staat. Op de CD verwijst ze naar de site van het Liedboek; maar de complete
titel komt er niet op voor. Dat is geen verwijt aan Mannah, maar een
constatering dat de titel ‘Liedboek – zingen en bidden in huis en kerk’ geen
titel is, of althans niet als zodanig herkend wordt. De redactie had er nog
voor gewaarschuwd… Nu heet het boek dus inmiddels gewoon opnieuw ‘het nieuwe
liedboek.’ Voor zolang als het duurt een prima naam!

Ook een recensie van Coen Wessels in Het goede leven, http://www.hetgoedeleven.com/Geloven/Gelovendetail/tabid/240/IndexID/193435/Default.aspx