Zo nu en dan mag ik dat graag doen, een kerkdienst bijwonen
waar ze alleen oude berijming zingen. Ik weet me welkom, in de meeste
gemeenten, zeker binnen de PKN en bij de Christelijke Gereformeerden. Ik mag
uit de bijbel (meestal HSV) meelezen, wat ik vriendelijk afsla, krijg een
pepermunt aangeboden, die ik dankbaar aanvaard.

De tijd gaat veel langzamer, hier, lijkt het wel, dan in
menige andere kerkdienst. Geen haast. De eerste paar regels van de psalm worden
voorgelezen, zodat we er weer wat inkomen. In mijn jeugd zong ik al de nieuwe
berijming, maar wat we nu zingen heb ik allemaal in de loop der tijd al zo vaak
gezongen dat ik amper in het boek hoef te kijken. Maar ik doe het toch, net als
al die anderen. Vreemd eigenlijk. Wat is dat toch? Bang om te hoogmoedig over
te komen? Als je denkt iets te weten heb je het mis?

Totdat ik blijf hangen in Psalm 38. In de nieuwe berijming
zijn dat nog maar 12 strofen, maar hier wordt alle kastijding breed uitgemeten:
22 verzen! We zingen de zesde.

Zeer gebogen en
verslagen,
moe van klagen,
ga ik al den dag in ’t
zwart.

Maar mijn oog blijft hangen bij het vers ervoor.

‘k Voel door stinkend’
etterzweren
mij verteren,
walg’lijk zijn zij
voor het oog.
Mijne dwaasheid deed
die builen
dus vervuilen,
daar ze mij tot kwaad
bewoog
.

Zou dat vers ooit gezongen worden? Ook in de verdere verzen
kom ik in een hele catalogus van lichamelijke nood terecht, ontstoken
ingewanden, verbrijzelde en vergane krachten, uitgebeten ogen, verstomde lippen,
hinkend zinken, veel concreter kan het haast niet. Om stil van te worden. En om
af te dwalen, en aan mensen te denken die echt ziek zijn. Zulke taal gaat wel
ergens over. Maar wie zou dit zo durven zingen, zeggen zelfs? Niet voor niets
is in de traditie het uitkiezen van enkele psalmversjes uit de lange rij
gewoonte geworden. Dan blijven de abstractere over: over de zwarte kleding, de
gebogen houding. Juist daardoor zal je minder afgeschrikt worden, en ze meer op
jezelf betrekken, dan wanneer die haast foto-realistische beschrijvingen
langskomen.

Het luistert nauw, met liederen in de eredienst! Als ze te
vaag zijn blijf je op afstand. Maar té concreet maakt al gauw dat je ‘nee, dank
u’ zegt. Zulke pepermunt hoeft niet. In het nieuwe Liedboek staan een paar
liederen die het lichamelijke raken en benoemen. Een ervan, 932, heb ik
inmiddels een paar keer meegegeven aan mensen die ziek zijn van een situatie in
het leven, of in hun lijf. Rust nu mijn
ziel,
zo opent elke strofe, in de derde loopt het dan zo verder:

Rust nu mijn ziel. Dit
is jouw lichaam,
jouw lastig lichaam,
hoe word je weer heel?

Het raakte de goede plek aan. Zoals het ook in de diensten
waarin we het zongen stilte bracht, en rust. Maar natuurlijk is er een verschil
met de psalm. Daarin ging ook een reflectie schuil: ik heb al dat ongerief aan
mijzelf te wijten. Mijn zonden hebben me ziek gemaakt. En wat de dominee ook
zegt – in de preek werd op deze zondag de gedachte helder bestreden – het is
toch wat bovenkomt: het is niet om niets, dat mijn lijf het begeeft. Die
lastige psalm leg je niet zomaar het zwijgen op.

Komen we daar dichterbij met dat andere lied, 860, ook al
door Andries Govaart vertolkt?

Maak heel wat is
gebroken,
herstel in ons uw
leven,
uw levenskracht.
De schaduw, de verblinding,
de koorts, de open
wond:
verzoen me en verbind
mij,
spreek mij gezond!

Zonder een schuldige aan te wijzen, tot zelfverwijt op te
roepen, houdt het lied de ruimte vrij waarin een mens zichzelf onderzoekt. Heb
ik zelf iets fout gedaan, misschien? De oude vraag, over het hoofd van de
blindgeborene heen, ‘beging hij een zonde of zijn ouders’, blijft de mensen
bezighouden en plagen. Theologische herzieningen ten spijt, God, lot, ziekte en
tegenslag horen in het zelfde deel van het menselijk denkraam thuis.

Als er iets is dat het denkraam open kan breken is dat niet
een vernieuwde filosofie of uitdrukkelijke beweringen dat mijn Godsbeeld anders
moet, maar dan is dat muziek, en, nog preciezer, zang. Het troostende van
woorden die al klinkend stromen, die de verwarrende gedachten rond ziekte en
pijn meespoelen zoals water de huid schoonwast, kreeg een plaats in de oude
psalmen. En in het vele dat daarvan is afgeleid:

Het huis dat wij
bewonen,
ons lichaam in de
tijd:
geef vrede alle dagen,
ook in de strijd.

Column, in Muziek&Liturgie december 2013

Overigens hoorde ik dat het vers over de ‘stinkende
etterzweren’ op de rechtervleugel van de Gereformeerde Gezindte, bij de
Oud-gereformeerden en vrije kerken, wel veel gezongen wordt. Natuurlijk
overdrachtelijk en zeer persoonlijk opgevat.