Gisteren bij Rowan Williams geweest. Hij sprak in Nijmegen
de Edward Schillebeeckxlezing uit, in een volle aula. Zelfs al zou ik er niets
van begrepen hebben, dan nog was het leuk geweest om iemand te horen en zien
spreken, rustig, bedaard, die met veel plezier met theologie, taal rond God,
aan het spelen was. En die zichzelf daarbij niet al te serieus nam. Als je het
allemaal niets vindt met deze lezing, zei hij aan het begin, probeer je dan de
smaak van honing of de vorm van de maan te binnen te brengen, en je hebt vast
een mooie avond. De fantasie, het verbeeldingsvermogen, serieus genomen en als
kracht naar binnen gehaald, dat mag ik wel.

Hij sprak veel in beelden. Taal is immers nooit alleen
een setje mededelingen. Zelfs als ik nu hetzelfde zeg als gisteren, is het toch
wat anders, de omgeving is anders, ik heb wat meegemaakt, u heeft een andere
achtergrond. Een uitspraak over God, ‘Ik geloof in God, de Vader, de
Almachtige’, is zoveel meer dan een formule met gelijktekens: elk woord roept
een gedachte, een beeld op, verbindt me met een andere persoon, een andere
tijd, een andere plaats, en maakt me tegelijk meer mezelf.

Een bijzonder beeld was dat, waarin hij de theologen
probeerde te laten bedenken dat spreken over God zeker iets teweeg kan brengen,
maar soms heel anders dan ze zelf denken. Neem nu die Australische cartoonist,
Michael Leunig, uit een ongelovig nest. Zijn zoektocht naar God was begonnen
toen zijn vader riep: ‘Where for God’s sake is my bloody hammer’, waarop moeder
antwoordde: ‘God alone knows’. Menig gelovige zou hier een vloek in horen; maar
voor de kleine Michael werd de grote nieuwsgierigheid gewekt. Ergens, waar en
hoe dan ook, is een wezen, of een niet-wezen, een persoon of een persoonoverstijgend
Iets, dat zij ‘God’ noemen. Die ‘God’ weet wat wij niet weten, kan helpen waar
wij tekort schieten… Dan zit je dichter bij God dan in droge omschrijvingen
waarin God verklaard wordt tot we een beeld over houden van een ‘rather unusual
inhabitant of the Universe’.

Het thema van de lezing, dat mag ook nog wel even gemeld
worden, was: ‘Religious Language under Pressure’. Dan denk je aan het feit dat
religieuze taal, taal over God, onder druk staat: hou toch op zeg, over God
praten is zo uit de tijd. Williams draaide het zowat om: als taal onder druk
komt te staan: ‘where is my bloody hammer’, dan komt gemerkt of ongemerkt ook
‘God’ weer in het verhaal voor. Waar het spannend wordt, waar mensen zich druk,
boos, bang, blij, opgewonden voelen, duiken termen op die verder wijzen dan de
feiten.

Is dat dan niet heel mager, voor wie gelooft in een God die
zich laat kennen, in zijn openbaring, in Christus? Williams wil de beide kanten
niet tegen elkaar uitspelen. De Jezus die zich openbaart is tegelijk de verborgene,
die zijn leerlingen vraagt om over hem te zwijgen. De verborgene is degene die
midden onder hen blijkt te zijn. En die we herkennen in het breken van het
brood…

Williams zei nog veel meer; over de vijf kenmerken van taal
bijvoorbeeld. Dat het nooit af is, en nooit voorspelbaar; dat de beste taal
niet ‘onweerlegbaar’ is maar een beeld oproept en ons uit ons frame haalt. En
dat taal net als muziek – ook taal, toch? – leeft van de stilte tussen de
geluiden.

Alleen nog wat over de kerk. ‘There is much noise in the church’. Eigenlijk
kan Williams daar niet goed tegen. In het interview dat hij gaf aan de Groene
Amsterdammer vertelde hij zich als
aartsbisschop mislukt te voelen. ‘Ik kan niet tegen ruzie. Ik heb gefaald in
het bij elkaar brengen van mensen die het met elkaar hartgrondig oneens waren.’
Maar hij bleef, en blijft. Want het gaat erom ’to listen beyond the noise’,
voorbij het kabaal te kunnen horen. Die gave gun je een mens…

en tot slot een cartoon van Leunig, leunig.com.au , gallery. plus een citaat uit Leunigs biografie:
Leunig’s public appearances have included on-stage conversations with people ranging from the Archbishop of Canterbury to an Indonesian President, as well as painting and poetry performances at the Sydney Opera House accompanied by the Australian Chamber Orchestra.