Ik mag nog tien jaar, als dominee. Nieuwe kunstjes leren zit
er niet meer zo in. Het plan van ‘permanente educatie’ moet zich nu maar vooral
richten op inspiratie en het vasthouden van enthousiasme. Een paar vrolijke gemeenteleden
en ik maken een opzet voor mijn komende vijf jaar. Thema: wakker blijven,
geïnspireerd, open voor nieuwe ontwikkelingen, tegelijk ook dieper putten uit
bronnen die ik eerder al vond. En zo belandde ik op het eiland Skye, Sabhal Mor Ostaig, de
University of the Islands and Highlands, voor een cursus
Gaelic zingen, midden tussen tientallen studenten die vooral voor hun
taallessen Schots Gaelic kwamen.

Een voorrecht, vijf dagen zingen rond de tafel met Christine Primrose, gelauwerd
zangeres, als docent. We leren elkaar snel kennen, twaalf
leerlingen, van 22 tot 70 jaar oud, een paar met veel zangervaring, anderen
vooral in de taal en de tekst geïnteresseerd. Seamus naast me sprak in zijn
jeugd het Gaelic, maar heeft het nog nooit gelezen of geschreven, Samantha aan
de overkant treedt thuis in Michigan vaak op met ballads in het Iers en Schots
Gaelic, maar leert er graag nog veel meer bij. Anne leidt een boeddhistisch
centrum in London en geniet van klank en spiritualiteit, Dave kreeg deze cursus
cadeau van iemand die vond dat hij naast zijn Georgische zangrepertoire ook dit
eens moest proberen. En iedereen vraagt dagelijks aan Yulia of ze nog nieuws
heeft van thuis, in de Oekraïne, waar ze een school runt die met taal en
muziekonderwijs kinderen probeert op te leiden voor een toekomst zonder
grenzen.

Op dag één gaan we woord voor woord, letter voor letter
soms, een paar liederen door. Van de zeven manieren om de L uit te spreken
komen we er al vijf tegen. Die op drie na allemaal maar matigjes lukken. Anne
heeft er aanleg voor, dat hoor ik direct. Ik blijf een matige leerling. Het
zingen gaat dan wel wat beter, hoewel ik me zwaar gehandicapt voel: waar zijn
de noten? Maar bladmuziek is taboe. Alles is relatief, dat wil zeggen: je leert
het van een relatie, je zingt het in een context, je kiest de hoogte die nu bij
jou, of bij jouw groep past. Tempi en harmonisaties zijn vrij. Nú zingen we het
zó, een melodie die de eeuwen doorstond, of juist nog recent geschreven is,
morgen kan het elders weer anders klinken. Laat je niet vastleggen.

foto Marleen B.Berg

Op de avond van dag vier staan we in een halve cirkel bij
het laatste onderdeel van de ceilidh – zo heet de bonte avond hier. Met vijf
mannen links, zeven vrouwen rechts, Yulia in het midden. Vierstemmig her en der
in vrije harmonieën, een vanzelfsprekende afwisseling tussen refreinen en
teksten, ritmisch hier, meer vertellend daar, zijn we in een andere muzikale
wereld gegroeid. Het laatste wat we zingen is een Port-a-beul, ‘mondmuziek’,
ontwikkeld in de tijd dat de doedelzakken door de Engelsen verboden waren en de
violen kapot geslagen door de dominees. Drie delen, meestal, rustig en snel in
afwisseling, en onze monden houden de muziek zelfs in het snelste stuk bij,
ongedacht, op dag één. Nu komt Yulia los. Ze beheerst het Schotse stepdancen
alsof ze hier geboren is.

Of ik er nog weer mooie nieuwe liedjes heb geleerd voor in
de kerk, vragen sommigen, als ik terug ben thuis. Nou, nee, geen moment aan
gedacht. Misschien dat ik liederen waarvan de melodie stamt uit deze wereld,
zoals ‘Morning has broken’ (216) en ‘The Isle of Mull’ (131a), nu nog wat beter
kan plaatsen en zingen. Maar wat ik vooral meenam is de kracht van zingen, van
het overleveren van teksten en noten, gewoon van generatie op generatie. Is dit
zo eeuwenlang niet met de Hebreeuwse psalmen gebeurd? Gebeurt het niet nog
steeds zo bij onze Assyrische kerkgebouwgebruikers?

Wie leert zingen, samen met anderen, vormt een nieuwe
wereld. We namen de teksten weer op, slaapliedjes, liefdesliedjes, maar ook
liederen waarin boosheid klonk, bitterheid, over een ontroofde wereld, over
verdreven mensen, gestolen land. Liederen die terug komen van weggeweest, waar
een jongere generatie weer mee op de planken gaat staan. De liederen die hun
oma zong, vroeger, tijdens het karnen van de melk, het slaan van de tweed,
krijgen een nieuw leven. Ooit leken ze verdrongen door de radio, en alles wat
daar op volgde. Zingen werd: mee brommen met het eindeloze achtergrondgeluid. Maar
het tij keert. Identiteit, dat is ook de taal beheersen van vroeger, het lied
van ooit. En daar een eigen vorm aan geven, zonder meedeinende band of
voorgeschreven bladmuziek.

Muziek, taal en beweging typeren een cultuur, vormen een
cultuur. Ik merkte hoe ik als leerling deel kreeg aan een wereld met ruimte. Na
een week gingen we verder, dit eiland af, om terug te keren naar onze eigen werelden
en eilanden. De drie dagen van Pasen gaan beginnen. En ik realiseer me nog meer
dan ooit: het gaat niet om knappe uitvoeringen, cd-waardige momenten, maar om
de kracht die in het oefenen en het zingen blijkt, om taal en toon die
vertolken wat leeft in het hart.

Een opname van de slotavond op Youtube, gemaakt door Marleen B.Berg; Puirt-a-beul, dansmuziek zonder instrumenten.