Niet echt een vrolijke plaat, dit schilderij van het echtpaar
Feitama-de Haan. Zij zit met de rug naar hem toe, hij heeft daar totaal
geen last van en kijkt zelfverzekerd naar de schilder. De rijkdom spat van het
doek af, maar je mag het niet echt zien. Het is de kwaliteit van de stof die
het hem doet, het verzorgde kapsel, het horloge aan haar ceintuur. Zijn zilveren
gespen in de schaduw onder de tafel vallen niet op, maar toch ook weer wel. De eenvoudige
pruik op zijn hoofd straalt eerbiedwaardigheid uit. Een sobere tafel, slechts
het hoogstnodige voor een eerlijke administratie. Bloemen in een schaal met
water op een kruk trekken niet de aandacht, maar zijn nadrukkelijk aanwezig. Tussen
hen in, ook achter de tafel, als een verbinding tussen de twee krachtige
karakters, staat dochter Marie, hun enige kind, hun erfgenaam, hun hoop. Wat
lichter gekleed, maar met dezelfde strengheid, een moede blik in het gezicht.
Alsof het leven al zowat voorbij is.

Jacob 1726-1797, en Elisabeth, 1735-1800, op dit schilderij
rond de 65 en 55 jaar oud, hebben met dit schilderij een verhaal aan het
nageslacht nagelaten. Ze vertellen over de rijke eenvoud van doopsgezinden in
de Republiek. Hoe ze streng kunnen zijn, en dat willen weten ook. Vandaar ook
dat ze de schilder een paar jaar na de afronding van het schilderij hebben
laten terugkomen. Hun dochter bestaat niet meer voor hen. Marie had moeten
kiezen voor de doop. Tot de jaren des onderscheids gekomen hoort het immers zo
te gaan, dat een mens zelf kiest voor de weg van het strenge geloof, en zich
dan ook laat dopen? Daarmee zou ze ook het zweren van eden achter zich laten,
het steunen van het gezag van het zwaard, een al te losbandige levensstijl, ze
zou kiezen voor de vreedzaamheid van de Doopsgezinde wereld.

Maar Marie koos voor haar officier. Voor iemand die het
zwaard droeg. Die aan God en vaderland gehoorzaamheid zou zweren, of eigenlijk:
‘God’, niet de God zoals zij die in de SociĆ«teit beleden. Marie mocht
verdwijnen uit hun leven. Ze zullen haar verder mijden. En zo is het schilderij
ontvolkt geraakt. Heeft de schilder een muur voor haar neer gezet. Kijken er nu
alleen twee jong oud geworden mensen recht in het gezicht van de schilder.

De vredelievende blik van deze wereld van volgelingen van
Menno Simonsz had ook een harde kant. Pijn en moeite kwamen mee. Lastig,
principes. Hoe blijf je trouw aan je geloof, en houd je je geliefden vast? Het
is een oud dilemma, elke tijd, in elke kring opnieuw gesteld. We zien de moeder
en de vader nog eenmaal aan. Elisabeth
Feitama-de Haan en Jacob Feitama. Hun dochter is van het schilderij afgewandeld
en ging een eigen weg. Laten we hopen dat ze gelukkig is geworden.

Alleen die ene witte bloem, als uit de schaal gevallen,
herinnert nog aan haar. Gevallen vrouw? Verspeelde onschuld? Maar de onschuld
van wie?

schilderij van Wybrand
Hendriks, uit Rijksprentenkabinet Het Mauritshuis, Den Haag, nu tijdelijk op de
tentoonstelling Adriaan de Lelie, het achttiende-eeuwse familieportret, Museum
van Loon Amsterdam. Illustratie uit de catalogus.