De nieuwste nieuwe psalmberijming

Een nieuwe tekst op de oude noten. Wie die oude muziek niet kan missen
maar de verouderde tekst niet meer kon volgen kan daar blij mee zijn. In de
jaren na 1550, zo ruwweg het begin van de psalmberijming in Genève, heeft de
muziek al heel wat nieuwe teksten gedragen.

Kerken en hun zangers in de ‘stille’ hoek van de gereformeerde zuil
merkten de laatste jaren dat ‘hun’ berijming, die van 1773, meer en meer
onbegrijpelijk werd. Als dan ook de manier van zingen verschuift van isoritmisch
(‘op hele noten’) naar ritmisch komt er nog een probleem bij: de klemtonen in
de oude tekst passen vaak niet. Overstappen op de ‘nieuwe berijming’ van 1967
ging ook zo gemakkelijk niet meer: die taal heeft toch ook al weer vele
ouderwetse uitdrukkingen. Het nieuwe Liedboek van 2013 bood wel nieuwe
psalmvarianten, (23a,b,c,d,e,f,g bijvoorbeeld), maar die staan dan weer op
andere melodieën.

Niet verwonderlijk dat er bij de liefhebbers van ‘Genève’ een
stroomversnelling aan nieuwe psalmedities ontstond. Een daarvan is die van de
Stichting Dicht bij de Bijbel, te vinden op www.denieuwepsalmberijming.nl .
November 2015 vindt de presentatie plaats, met een eerste selectie van 30
psalmen. (Daarnaast komt uit de kring van Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt
‘levensliederen’, www.levensliederen.net,
en uit de Gereformeerde Gemeente een berijming van ds. Meeuse.)

De eerste psalmen die op www.denieuwepsalmberijming.nl verschenen trokken mijn aandacht – en stelden
mij toch ook wat teleur. Ik wist niet precies wat ik miste, maar er sprong geen
vonk over. Nu er meer materiaal beschikbaar komt wil ik toch nog eens wat beter
kijken. Is het gewoon een kwestie van wennen? Het streven is toch mooi: een rehabilitatie,
een come-back van de psalmen, gezongen, in de vorm van Genève. Rehabilitatie betekent
letterlijk: met nieuwe kleding, een nieuwe mantel, kleden – dat zijn de psalmen
wel waard.

Uitgangspunten

De Nederlandse taal

De dichters kiezen voor Nederlands dat dicht bij de taal van nu staat,
zeggen ze. Geen ‘Gij’ meer voor God, geen samenvoegingen als ‘kind’ren’, geen
oude werkwoordsvormen. Aan de andere kant hoeft het niet de taal van de straat
te worden; het is nu eenmaal zo dat elke context een eigen taalwereld heeft.

Daarnaast willen ze zo goed mogelijk de bijbelse tekst zelf weergeven,
en niet meer zeggen dan dáár staat. Anders dan de oude berijming, die vaak
extra regels moest vullen om tot het gewenste aantal strofen te komen, kiezen
zij voor compact.

De herkomst van de tekst is de reformatorische zuil. Daar is het
gebruik van de Godsnaam ‘Here’ heel gewoon; die komen we dan ook vaak tegen.
Ook zijn woorden als ‘redden’, ’toorn’, ‘hemelingen’ niet taboe. Zodra een
woord naar God verwijst krijgt het al gauw een hoofdletter: anders dan in de
gangbare liedboeken zelfs het bezittelijk voornaamwoord, ‘ toon Uw gelaat.’

Rijm en vorm

Het Hebreeuws kent geen rijm, maar heeft andere vormen om kracht aan de
taal en de beelden te geven. Klankrijm hoort daar bij, een herhaling van gelijke
klanken. Maar zeker onmisbaar is de herhaling van dezelfde gedachte in andere
woorden, de parallellie van zinshelften:

U, HEER, bent een schild om mij
heen,
u bent mijn eer, u houdt mij
staande.(3:4)

In deze berijming wordt ruimte gewonnen door de verdubbeling of
stapeling zo nu en dan te vermijden, en dan geen parallellie op te nemen.

Vanaf de eerste Franstalige versie kent de berijming een duidelijk
gebruik van rijmwoorden. Dat schema houdt ook deze vertaling strak aan. Perspectief rijmt op lief, God op complot. (En anders
dan in de 18e eeuw mag rouwen
op benauwen rijmen.)

Theologie

Het is een psalmberijming voor de christelijke gemeente. Dat lijkt een
open deur – maar het heeft in dit geval veel invloed op de keuze van berijmen
en vertalen. Psalm 2 gaat over de koning, die als zoon van God gezien wordt,
een psalm die bijvoorbeeld bij de troonsbestijging van David, Salomo, Hizkia
gezongen kan zijn. In de christelijke traditie herkende men koning Jezus in die
woorden. Op grond daarvan kiest de berijming voor hoofdletters: ‘God en zijn
Gezalfde’, ‘Kniel voor de Zoon’. Daarmee wordt de tekst van een aantal
mogelijke betekenislagen ontdaan: het gaat hier nu over God de Vader en de Zoon.

Het beeld dat de psalmen van God geven is zeer divers. Soms wat ruw,
krijgszuchtig, soms vredelievender, het psalmboek is de bijbel in het klein:
zoveel manieren om over de Eeuwige te spreken, te zingen, tot hem te bidden,
zelfs in dagen dat hij niet lijkt te luisteren. In een enkele psalm lijkt hij zelfs
op een held die zijn roes heeft uitgeslapen en, boos wakker wordend, zijn
tegenstanders achtervolgt. Voor een christelijke gemeente wil dat wel eens
verwarrend zijn: dan is het prettiger om God op een wat eenduidiger en
beschaafder wijze af te beelden.

Zo ook in Psalm 2: ‘die in de hemel zetelt lacht, hij zal de vijanden
bespotten’, staat daar. Nu is het in sommige kringen de vraag of God en Jezus
wel kunnen lachen: lachen is namelijk het ‘niet serieus nemen van de situatie’.
Op spreekbeurten over de psalmen heb ik over dat vers uit Psalm 2 al veel
vragen gekregen: moet dat niet anders vertaald worden? Nee, dus. Maar de
berijmers lieten de notie weg uit de berijming. Het spotten bleef over:

Daar spreekt de HEER vanuit zijn
hemelwoning,
een boze stem vol goddelijke spot.

De brontekst

Lastig, om mensen te vinden die Hebreeuws lezen, en tegelijk dichters
zijn! De dichters van de berijming 1967
en die van Psalmen voor Nu lieten
zich, als ze zelf al geen grondtaal beheersten, bijstaan door kenners. Hoe deden
Kuypers, Maasland c.s. van de Nieuwe
Psalmberijming
dat? In ieder geval is de ontwikkeling van de kennis van de
grondtekst hen voorbij gegaan. Sinds de Statenvertaling, 1618-1637, zijn er vele
oude handschriften van de bijbel gevonden. Op grond daarvan hebben de
bijbelgenootschappen wereldwijd een grondtekst vastgesteld, die de basis vormt
voor al hun vertaalwerk. In reformatorische kring is dat nog moeilijk wennen.
Ook de Herziene Statenvertaling gaat nog uit van de visie uit 1637. Je ziet dat
direct in Psalm 23, dat eindigt met: ‘Ik zal terugkeren in het huis van de
Eeuwige tot in lengte van dagen’. Hier kiest de berijming voor de oude tekst:

U wilt mij levenslang uw liefde
tonen.
Voorgoed zal ik in uw nabijheid
wonen.

Voorbeelden

Als ik met deze punten in het achterhoofd een aantal berijmingen
bekijk, krijg ik wat duidelijker dat mijn aanvankelijke reserve niet zonder
reden was.

De 13 verzen van Psalm 2, 32
regels, krijgen een beknopte berijming in twee strofen, 16 regels. De tweede
daarvan:

2. De HEER gaf Mij zijn goddelijke
woord:
‘Jij bent mijn Zoon; Jou heb ik
uitgekozen.
Er is geen land dat Jou niet
toebehoort.
Verniel als aardewerk de
goddelozen.’
Heersers, denk na! Je moet je nu
bekeren.
Kniel voor de Zoon en luister
naar zijn stem;
anders zal Hij je als een vuur
verteren.
Je bent pas veilig als je schuilt
bij Hem!

Van een lied met meerdere lagen, waarin je woorden herkent die later
Jezus zal zeggen: ‘Ik ben gekomen om een vuur te werpen op aarde’, is het
mededelingentaal geworden. Voorwaardenstellend, in managementstaal… Nadat in
vers 1 de lach van God al verdwenen was, verandert hier de laatste regel, een
verademing: ‘Gelukkig wie schuilen bij hem’, in een boze frons met opgeheven
vinger.

Psalm 4, de avondpsalm, past
nu in twee en een half vers, net als in Berijming
1967
.

Het begint zo:

1. Wanneer ik roep, wilt U dan
horen,
o God van mijn gerechtigheid?
Geef ademruimte als tevoren.
Als U niet helpt ben ik verloren.
Luister genadig, kom op tijd.

‘Hoor!’, roept de Psalm, stevig en eisend haast. Het ‘wilt U dan horen’
is opeens veel beleefder, God ter verantwoording roepen, dat dóe je niet! Bij ‘ademruimte
als tevoren’ lijkt het alsof het juiste aantal lettergrepen en het rijmwoord
voor ‘verloren’ gevonden moest worden – beide woorden vinden geen steun in de
brontekst.

Verderop in de psalm komt een volgende vraag op:

Ik hoor hoe velen zich beklagen:
‘Is er een blijvend perspectief?’
God, antwoord op de bangste
vragen,
wees zelf het licht van onze
dagen.
Toon Uw gelaat en heb ons lief.

In de bijbel stond de vraag: ‘Wie maakt ons gelukkig?’ Die vraag zal
altijd gesteld worden. Die vraag naar ‘het blijvend perspectief’, is dat
dezelfde vraag? Het lijkt me zeker niet. Het is een ‘binnenkerkelijke vraag’,
voor mensen die bekommerd zijn om eeuwig heil wellicht – dat is niet de
grondvraag in de psalm. Toch eindigt de berijming wel zo, met een hemels beeld:
U laat mij slapen in uw vrede,
voor altijd veilig dicht bij U.

Verder en verder lezend, zingend, komen er meer en meer vragen, voel ik
me struikelen bij gedachten, formuleringen. Zoals bij Psalm 8:2:
2. De eerste woordjes die een kind kan
uiten,
gebruikt U om uw vijanden te
stuiten.
De kleuter is, wanneer hij met U
praat,
een wapen dat de tegenstand
verslaat.

Ik zie het niet voor me, er gebeurt hier niets. Waar ligt dat aan? Dat
een kind ‘woordjes uit’, dat zegt geen mens. Dat een kleuter met God praat, wie
weet, soms hoor je de mooiste zinnen in een kindergebed. Maar in Psalm 8 gaat
het niet over kindergebeden. Het gaat hier over alle dingen omgekeerd, de macht
die ligt bij de kleinen, met of zonder geloofstaal. Het gaat ook over het
Magnificat, de Lofzang van Maria, en over nog veel meer.

Spirit van de taal

Eigenlijk komt in dit alles naar voren de vraag naar de spiritualiteit
van taal.

Er zijn psalmverzen die mensen uit het hoofd kennen.

‘O, als ik niet met opgeheven
hoofde zijn heil van dag tot dag verwachten mocht’, 27,

‘Heer, die mij ziet zoals ik ben,
dieper dan ik mijzelf ooit ken’, 139,

‘Ik sla mijn ogen op en zie de
hoge bergen aan: waar komt mijn hulp vandaan?’ 121.

Het zijn verzen waarin het ‘ik’ meetrilt met het ‘wij’ van de vele
generaties die de psalmen eerder zongen. Ze geven toegang tot de psalm als
geheel. Ze leiden de zanger naar binnen. Ze maken dat het soms gaat prikken
achter de ogen; en dat je ze in een uitvaartdienst wilt laten zingen.

Daartoe kent de dichter wegen die niet zomaar te reproduceren zijn.
Klanken en binnenrijm doen mee (ogen-hoge bergen), de manier om pauzes te
plaatsen, net even een andere rijmwoord dan je zou verwachten, het openen van
een beeld, een vergezicht, een geloofswoord.

Hier schiet deze berijming gewoon voortdurend te kort. Het is een
rijmpsalm geworden, zoals er in 1773 psalmen in verschillende berijmingen
aanwezig waren, en daaruit is een combinatie samengesteld. Maar rijmen op zich
is geen kenmerk van geloofstaal. Geloofstaal leeft in het ongerijmde.

Wat drijft de volken, wat bezielt
ze toch,
wat is de waanzin toch die zij
beramen?
De groten staan gewapend tot de slag,
de machtigen der aarde spannen
samen.

‘Toch’ rijmt toch niet op ‘slag’? Toch wel – wat hier wringt in het
rijm geeft in detail weer waar het op de hele wereld aan scheelt.

Het is een oude vraag. De Synode van de Hervormde Kerk had in de jaren
1950 ernstige bedenkingen bij het uit handen geven van de psalmberijming aan
een stel dichters, vaak wat lastige en kritische mensen, lang niet allen
kerkelijk betrokken. Er werd lang gesproken – totdat de voorzitter van de commissie
van advies, dichter W.A.P. Smit, een berijming van enkele psalmen voorlas,
geschreven door de dichters. Een zwijgen volgde. Het debat verstomde. Instemming.
Zo zal het moeten, was de conclusie. Zo kwam het tot die berijming.

Van het hart naar het hart berijmen, dat was de opdracht die Martinus Nijhoff,
de coach van de dichters die deze berijming
1967
maakten, zijn leerlingen meegaf. Zij vroegen zich af wat ze toch
konden met die oude melodieën, maar Nijhoff meende dat ze het aan al die mensen
die leefden met de oude berijming verplicht waren te zorgen voor een
hernieuwing. Maar dan één met hart en ziel, met betrokkenheid, met beweging en
stuwing. Niet de rijmelarij van 1773 (daar was hij zeer negatief over, dan
liever Datheen), maar de kracht van echte poëzie. Want dáárin komt geest mee,
spirit, zou een latere generatie kunnen zeggen.

Uiteindelijk: verder dan Genève?

Vanaf de introductie in de zestiende eeuw heeft zich een aantal
Geneefse psalmen een vaste plaats verworven in het geloofsleven van mensen. 23,
27, 68, 42, 130, 139, om er een paar te noemen. Andere komen regelmatig terug,
een groot aantal andere zijn en blijven onbekend. IJver van kerkmusici en dominees
ten spijt, psalm van de week en een vaste roulatie van alle psalmen trotserend:
ze zijn een paar maanden nadat ze voor het laatst gezongen zijn weer net zo onbekend
als daarvoor. En van deze bekende psalmen zijn enkele dan ook niet bekend van
de berijming, maar van een verdere vorm: De
Heer is mijn herder
, van Ten Kate, Uit
de diepte roep ik U
, van Psalmen voor Nu. En van Psalm 68, die lange psalm
met strofen van 12 regels, toch vooral dat ene vers, ‘Geloofd zij God met
diepst ontzag’, ‘God zij geprezen met ontzag’.

Ik complimenteer de dichters met hun inzet, hun motivatie om de oude
melodieën opnieuw weer in roulatie te brengen met een nieuwe tekst. Maar vermoed
dat het toch beter is om de Psalmen in de bijbel zelf aan te zien. Hoe zitten
die in elkaar, welke muzikale vertolking is mogelijk om hen wél zingbaar te
maken?
Sommige psalmen kennen het ‘sela’; bedoelen ze dat daar een refrein klinkt,
door allen, terwijl enkelen de tekst zingen? ‘Stem en tegenstem springen op
voor Hem die ons heil bewerkte’, de vorm van Psalm 136, de repeterende regels
in Psalm 42 en 43, zoveel daagt ons uit een andere vorm te kiezen! Het lijkt me
zinvoller dat dichters en musici daar hun krachten aan wijden! Voorbeelden zijn
al her en der te vinden, het Liedboek 2013 geeft voorbeelden die vreugde
blijken te bieden, afkomstig uit een brede groep oecumenische bronnen.

Tenslotte: de muziek op de site

Wat goed dat voor de uitvoering van de psalmen op de mooie
internetpagina van De Nieuwe Psalmberijming mooie geluidstracks staan bij de
verschillende psalmen. Ik bekeek daar een voorbeeld van. Bij Psalm 130 speelt
Dick Sanderman de melodie op orgel in, vlot, met de noten zoals die ook in het
Liedboek staan. In een youtubefilmpje volgt daarna de ingezongen versie, waarop
zoals gebruikelijk in de behoudend gereformeerde kringen de g in de tweede
regel tot een gis wordt; en waarbij de piano dan wel vlotter wil klinken dan
een orgel, maar in de harmonisatie een groot ‘feel good’ gevoel verspreidt,
anders dan de strakke melodie doet verwachten. Muziek weet wat!