gastcolumn, geschreven door Bastiaan Visser, predikant in opleiding bij de Pniëlwijkgemeente in Zeist. Reacties onderaan zijn zeer welkom!

Op een heldere winteravond bezoek ik het open avondgebed van
de Noorderlichtgemeente in Zeist. Dit wekelijkse avondgebed is ontstaan uit
bijeenkomsten in de stille week die zich uitbreidden naar de 40-dagentijd, de
adventstijd en vervolgens naar het hele jaar met uitzondering van de
zomermaanden. Bezoekers zijn een vast groepje gemeenteleden, maar het gebed is
‘open’ voor iedereen en de predikant verzekert vooraf dat ik welkom ben.

Het stijlvolle, klassieke kerkgebouw is donker, maar het
zalencentrum achter de kerk straalt warm licht uit. In een hoek van een ruime,
wat kale zaal staan een tiental stoelen rondom een eenvoudig houten tafeltje. In
het midden staat een brandende kaars omringd door waxinelichtjes, waarvan er
een paar in kruisvorm branden. Wanneer ik in de stille kring een plaats inneem,
voel ik hoe fris het is. En direct is er een associatie met de kloosterkerk
waar ik een paar dagen per jaar deelneem aan de getijdengebeden. Een frisse ruimte
die uitnodigt om te verstillen en geconcentreerd aanwezig te zijn, waarna de
aanvangstekst helder binnenkomt:

“Mag ik niet
verwachten de goedheid van de HEER te zien in het land van de levenden?
Wacht op de HEER, wees dapper en vastberaden, ja wacht op de HEER.

Als theologiestudent ben ik op zoek naar liminaliteit in een
liturgische praktijk. Een begrip dat in de liturgiewetenschap gebruikt wordt
voor de steeds flexibeler wordende liturgie die van de ene naar de andere vorm
beweegt. Een beweging waarin verschillende tradities gemixt worden en de
liturgie steeds meer een tussenvorm lijkt op weg een volgende fase.
Liminaliteit is een abstract begrip dat vanavond echter opeens een gezicht
krijgt door deze eeuwenoude woorden uit psalm 27. In de aan Zeist grenzende
plaatsen Bunnik en Utrecht is veel aandacht voor de limes, de oude grens van
het Romeinse rijk. Dit avondgebed plaatst op de grens van ‘het land van de
levenden’ waar de komst van de Heer verwacht wordt. Een grens die liminaal is,
dat wil zeggen vloeiend, een overgangssituatie vormend. Want is het land van de
Levende niet daar waar Hij verwacht wordt? Waar Zijn aanwezigheid gerepresenteerd
wordt door het stille kaarslicht in het midden van de kring? Waar Zijn woorden
klinken in het vervolg van de psalm:

“De HEER is mijn
licht, mijn behoud, wie zou ik vrezen?
Bij de HEER is mijn leven veilig, voor wie zou ik bang zijn?”

In deze eenvoudige, half uur durende liturgie worden nog
meer grenzen overschreden. Na woorden van inkeer die beantwoord worden met
‘Heer, ontferm u over ons’, volgt lied 900 uit het nieuwe liedboek. Een
hertaling van een tekst van Theresia van Avila: “Laat niets je verontrusten of
wanhopig maken, wie zich aan God vasthoudt komt niets tekort, God alleen is
genoeg.” Oude kloosterwoorden worden afgewisseld met liederen uit de tradities
van Iona en Taizé. Prachtig a capella en meerstemmig gezongen waarmee deze
verschillende kloostertradities moeiteloos verweven worden tot een gereformeerd
getijdengebed. Grenzen van tradities worden overschreden en monden uit in een
meditatieve stilte.

Aan het einde van de viering is er het ‘open gebed’. Elke
deelnemer kan een waxinelichtje aansteken en een gebed uitspreken terwijl het
waxinelichtje bij de kaars in het midden wordt geplaatst. Er wordt gebeden voor
een gemeentelid die een moeilijke periode doormaakt; voor een familielid met
psychische klachten en voor de vluchtelingen wereldwijd. Er is ook gebed voor
een overleden dierbare, waarbij het door me heen flitst dat hier een
gereformeerde grens overschreden wordt. De waxinelichtjes in het midden branden
stilletjes rondom de grote kaars. Katholieke kaarsen in de zin van gebeden die
present gesteld worden rond het centrale licht van Christus. Ik voel schroom om
zelf een waxinelichtje aan te steken en te danken voor deze bidders. Om te
danken voor dit getijdengebed dat uit allerlei tradities is samengesteld, maar
deel uitmaakt van de eeuwenlang gebeden getijden, gebeden op de grens van tijd
en eeuwigheid.

Na een gezamenlijk gebeden Onze Vader en een zegenlied gaat de groep stilletjes groetend
uiteen. Ik merk dat ik in mijn hoofd automatisch door associeer en vader abt
het getijdengebed hoor besluiten: “Moge de almachtige God Zich over ons
ontfermen,
onze zonden vergeven,
en ons geleiden tot het eeuwig leven.”

Wanneer ik de snelweg naar huis opdraai, is daar opeens een
heldere, volle maan die een verstild licht uitstraalt. Alsof de winteravond de
kern van het avondgebed herhaalt: “De
HEER is mijn licht, mijn behoud, wie zou ik vrezen?”

Bastiaan Visser