Woorden zijn zo krachtig. Ik lees hoe Herta Müller
terugblikt op haar leven.* Roemeense, achterna gezeten door de Securitate van
Ceaucescu. Pas achteraf realiseert ze zich hoe bang ze voor haar waren.
Microfoons overal boven en onder het armzalige appartement waar ze woonde, waar
zij en haar vrienden elkaar ontmoetten. Ze las na de val van de tirannie de verslagen
in het dossier, vele pagina’s verdwenen, maar genoeg over om te zien hoe haar
taal bedreigend was. Ze had een prijs gewonnen in Duitsland, ze konden haar
niet zomaar meer van het balkon laten springen…

In één van de verhoren, intimiderend, beangstigend,
ziekmakend, greep haar kwelgeest een haar die los op haar schouder lag en wilde
hem op de grond laten vallen. ‘Die haar is mijn eigendom. Wilt u die onmiddellijk
terugleggen alstublieft’, hoorde ze zichzelf zeggen. Ze schrok van haar durf.
Haar geheim agent schrok nog meer, legde de haar terug, en keerde haar de rug
toe. Taal die niet in zijn boeken stond. Wat moest hij daar nu toch mee?

Müller won niet voor niets later de Nobelprijs voor
literatuur. Maar eigenlijk, eigenlijk ervoer ze ook het omgekeerde. Niet zij
beheerste de taal, de taal beheerste haar. Ik moest daaraan denken, toen ik een
andere taalvirtuoos las. Christian Wiman, dichter, schrijver, gedreven vinder
van woorden, kenner van teksten, zoeker van laag onder laag. Die zich opeens
gevonden voelde. Ik lees steeds opnieuw in zijn boek, en weet nooit meer
precies waar ik gestopt ben. Een bladzij kan ik vijf keer lezen, en steeds lees
ik wat anders, wat meer. En steeds ook zie ik hoe hij minder zegt dan hij wil,
en tegelijk ook meer.

Hoe zal ik het zeggen? Of moet die vraag andersom luiden: Wat
zegt zich door mij heen? Zo zie ik dat beeldje van Johannes de evangelist.
Weggelopen uit een middeleeuwse kerk. Terecht gekomen in een kloosterlijk
museum, Ter Apel. Mooie man, prachtig haar, klokkende mantel. Maar alle
aandacht gaat toch naar die handen, die handen vol vragen en uitroeptekens,
ontvangend en doorgevend, wijzend en verbaasd tegelijk. In het begin was het Woord,
en dat Woord …, ja hoe legt dat zichzelf nu uit? Luister… zwijg.

* Mijn vaderland een appelpit. Zie ook mijn eerdere blog over haar, Ademschommel,
http://iloapp.noorderlichtgemeente.nl/blog/roelbosch?Home&post=36