Toen ik kwam aanfietsen was hij er al. Wit haar, blote
voeten, veel praatjes. Bij het linkerportaal van de kerk zat hij op de grond,
en sprak hij met en vooral tegen de gastvrouw van dienst daar. Ondertussen zwaaide hij
uitgebreid naar mij, en riep hij dat hij blij was dat ik er beter uitzag dan
vorige week. Ik zet m’n fiets weg, loop opzij de kerk in, als net koster-van-de-dag
B me tegemoet komt, op zoek. Ik weet al naar wie. ‘Hij zit buiten in de zon,
komt wel weer terug hoor.’ ‘Mooi, dan is het goed, hij had een tas laten staan’.

Het begin van de dienst haalt hij nooit. Dan heeft hij
koffie gehad, tegen heel veel mensen aangepraat, en is hij al weer verder op
zijn eindeloze reis. Maar dit keer laat hij een spoor achter in het
voorbedeboek, ondertekend en al. ‘Benieuwd wat je ervan maakt’, zegt de diaken.

Ik noem zijn naam, als we aan de gebeden toe zijn. Zeg dat
er mensen zijn voor wie de kerkdienst te stil is, en zij zelf te vol, maar dat
het mooi is dat hij toch zo zijn zorg onder ons brengt. Voor M, heeft hij
geschreven, die zo ziek is, spierziekte MS, om beterschap en kracht. ‘En de groeten van God
en van Jezus namens de Noorderlichtgemeente’. Geen gebruikelijke gebedsformule.
Maar zo klinkt de naam van M toch, als we er aan toe zijn.

Na de dienst trekken mensen aan mijn mouw. ‘Fijn, dat je het
zo deed’, zegt G, die helpt in het inloophuis. Daar mag hij niet meer komen
eten, hij is te druk, te manisch – maar goed dat hij toch zo zijn
pleisterplaatsen heeft. ‘Ik schrik altijd als ik hem zie’, zegt T, ‘maar dit
vond ik zo mooi – nu weet ik dat er ook liefde en zorg in hem omgaat. En
eigenlijk had ik voorbede voor M willen vragen, maar ik was het vergeten.’

De gastvrouw van het linkerportaal vindt het mooi dat ze wat
meer weet, nu. Ze is wel gewend mensen te laten praten, ze had zich niet
vervelend gevoeld. En de koster, net als zijn collega’s van de andere weken –
die maken de kerk elke week opnieuw weer tot een gastvrij huis, waar vogels in
en uit vliegen, en de Geest mag blijven wonen.