-aantekeningen bij de inaugurele rede van Nicola Slee,
Faculteit Godgeleerdheid VU Amsterdam, 14 september 2017 – *

‘Tafelstraat 13’, dat was het adres en de naam van het
Maastrichts studentenpastoraat waar ik bijna tien jaar werkte. Ooit was ons
middeleeuwse pand de plaats geweest waar de tafels buiten stonden: de armen van
de stad konden daar hun soep en brood halen. Nu was het de ruimte om samen te
koken en te eten, te discussiëren en te zingen, film te kijken en te mediteren,
te filosoferen, te nietsen, te werken, ruzie te maken of verliefd te worden.

De tafel is het beeld dat steeds terugkomt, als Nicola Slee
zoekt naar de plaats van feministische theologie en praktische theologie,
vandaag. Er zijn keukentafels, ronde tafels, familietafels. Maar ook de tafel
waarachter de baas zit, de altaartafel waar alleen mannen welkom zijn. Wég met
de tafel, dus? In deze tijd zijn er twee opties, zo lijkt het, als het gaat om kerk
en theologie. Het oude bewaren, je verzetten tegen kritische vragen, nieuwe
ideeën; of juist alles wat herinnert aan vroeger verwijderen, weggooien. Maar
voor het eerste is er amper ruimte: de oude instituten zijn ingestort, ook al
geven ze het nog niet altijd toe. Maar om nu blij te zijn met vernietiging van een
goed verhaal? Dat helpt ons ook niet verder.

Nicola Slee kiest ervoor om te pendelen tussen beide kanten.
Een dynamisch ‘to-ing and fro-ing’, een
golfbeweging durven te volgen. Ergens in
het kapotgeschoten midden van het Grote Verhaal woont de gewonde onderzoeker,
de gebroken dichter. Ze roept de theologie op om weer te ontdekken hoe haar basis
te vinden is in een ‘disabled God’, een God die zelf gewond, beperkt, getroffen
is. En daar dan ook tussen de scherven te zoeken naar wat van waarde is, elke
scherf omhoog te houden, tegen het licht, en te zien waar die een plaats kan
krijgen.

Komt dan de tafel ons weer te hulp, maar nu die andere, de
tafel van de veelheid? In het Brooklyn Museum staat in een grote zaal ‘the
dinner party’, een feministisch kunstwerk. Een driehoekige tafel biedt plaats
aan drie maal dertien vrouwen, bij name genoemd, grootheden uit de
wereldgeschiedenis. Op de grond liggen driehoekige tegels, met 999 namen van
vrouwen uit de geschiedenis en de mythologie. De borden op tafel spreken in
symbolen van vulva en vlinder. En dan? Wie binnenkomt blijft op afstand staan.
Doet niet zelf mee. Kan alleen maar bewonderen – of zich afkeren.*1

Chicago nodigt ons met deze tafel uit ook verder te kijken.
En wie weet komen we zo ook weer terug bij die andere tafel, met de outsiders,
de armen, leprozen, ‘de hoeren en de tollenaars’, om de bijbeltaal te gebruiken.
De outsiders die binnengesloten, omhelsd worden, verschijnen om de hoek. En de
praktische theologie heeft als taak hen te zien, hen te horen, hun stem tot de
inhoud van de theologie als geheel te maken. De praktijk is de theologie, de
theologie is de praktijk.

Susan Dorothea White, The first Supper.

Dan kan het niet anders of de theologie verandert van taal.
Het óf,
óf
valt weg, in de plaats daarvan komt het dit, maar ook dat: ‘either,
or’ wordt ‘as well as’. En de zoektocht begint, naar de verborgen tafels, de
verborgen altaren. Theologie wordt dan een mooi vak! De poëzie doet mee, de
beeldende kunst. En is, zoals Simone Weil het al zei, niet het woord ‘aandacht’
het hart van zowel de gedreven wetenschappelijk onderzoeker als van de bidder?
Bidden en research, laat ze maar samen gaan. Dan komen er goede dingen op
tafel.

* Fragments
for Fractured Times: what Feminist
Practical Theology brings to the Table.

*1 Zie voor deze opstelling van Judy Chicago: Brooklyn Museum, Elizabeth A. Sackler Center for Feminist Art.