Vandaag, 6 januari, lazen we over de drie wijzen. Op weg naar, ja naar wat eigenlijk? Als duiven, op weg naar de til, zoals Jesaja het zag gebeuren? – Jesaja 60:8 – meestal stoppen we in het rooster bij vers 6, maar er mag meer klinken! Aan het slot van de preek las ik het gedicht voor van T.S. Eliot, The journey of the Magi. Ruim dertig jaar terug vertaalde ik het, en het gaat nog steeds met me mee.

De reis van de wijzen

Warm zijn we er niet van geworden.
Net de slechtste tijd van het jaar
voor een reis, zo’n reis, lang, koud.
Natte wegen, een scherpe wind,
eindeloos diep in de winter.
De kamelen weerbarstig, de poten gekwetst,
geen stap vooruit.
Bij tijden dachten we terug,
vol heimwee, aan onze paleizen, de zon,
de lieve meisjes vlakbij met wijn.
Maar nu – de kameeldrijvers schreeuwen
en rennen weg, roepen om drank en vrouwen.
En ’s nachts doven de vuren, nergens beschutting,
en de steden: vijandig, mensen staren ons aan
en de dorpen: smerig, de prijzen te hoog.
Een kwade tijd beleefden we,
op het laatst zelfs ’s nachts onderweg, doezelend, dromend,
en ons hoofd vol vreemde stemmen: stop toch,
gekkenwerk, keer toch terug.

Toen, de zon kwam juist op, een zachte vallei,
groen, geen sneeuw meer, de geur van kruiden,
een waterrad sloeg in het zwart van een stromende beek,
in de verte drie bomen.
Een oud wit paard draafde weg door de wei.
Daar was een herberg begroeid met ranken.
Zes handen bij de open deur dobbelden om zilver.
Voeten schopten lege wijnzakken weg.
Men wist er van niets, dus reisden we verder
tot de avond viel, geen moment te vroeg kwamen we aan;
het was er, hoe zal ik het zeggen, net om uit te houden.

Dit alles was lang geleden, herinner ik me,
en ik zou het opnieuw doen. Maar nu ik zit,
zit ik met dit, dit ene:
werden wij daar heen gebracht voor
Geboorte of Dood? Natuurlijk, Geboorte was er,
dat zag je zo. Maar geboorte en dood, wist je,
dacht je, waren onvergelijkelijk – déze Geboorte
was een hard en bitter gevecht voor ons, net Dood, onze dood.
We keerden terug naar vanwaar we vertrokken,
onze koninkrijkjes, de oude orde –
maar ons thuis is het nooit meer geworden,
nee, al die vreemde mensen om ons heen, geboeid door hun goden.
Met vreugde zal ik heengaan, sterven opnieuw.
vertaling Roel Bosch