Ik moet deze dagen weer veel denken aan die zondagmorgen. Hij
kwam uit een zwaar dorp aan de rivier. Zelf hoorde hij bij de wat lichtere
gereformeerden, maar de zware hervormden daar waren wel heel zwaar. Meisjes
vanaf hun twaalfde met hoedjes op naar de kerk. En fietsen naar school, ook in
strenge winters, met rok en kousen.

Twintig jaar na zijn jeugd nam hij me mee; hij wilde zien
hoe het nu was. Inmiddels hadden de meisjes vanaf zes jaar een hoedje op. De
zonde van de begeerte schoof blijkbaar langzaam verder naar beneden. Weinig dominees
waren goed genoeg voor deze gemeente. Hun stem, hun gedrag, hun gezag moest
uittorenen boven het volk. Ze moesten weten van vreze en van oordeel. Geen wit
in hun kleding, geen lach in hun gezicht.

‘Weet je’, zei hij, ‘dit vind je overal waar vroeger
mensenoffers gebracht werden. Waar de macht van de druïden heerste. Waar de
stem van het water gehoord en gevreesd wordt. Langs rivieren die opeens kunnen
wegnemen waar je jaren voor werkte. In vissersdorpen waar de halve vloot kan
vergaan. Angst, ontzag, voor de eeuwige machten die niemand kan beheersen, in
handen gelegd van de Man met Macht. De druïde is weg, leve de dominee. Nog steeds
met bezweringsmacht. En die macht houd je vast door angst te koesteren.’

Ik weet het niet. Daar zit nogal wat tijd tussen. Er zijn
ook rivierdorpen waar het anders is. Maar grofweg, ja, Zeeland, de Waarden, Urk,
Katwijk, Arnemuiden… De dominee als onheilaanzegger. Als niet tegen te spreken Spreker
namens God. Als profeet die alle kennis van bijbeluitleg, op een universiteit
geleerd, in het water smijt, en nu de ware wetenschap kan overbrengen. Of die
geen universiteit bezocht, maar van andere predikanten het vak overnam, als
Elisa van Elia, geen letterkennis maar geesteskennis.

Inmiddels is de kerk in dat dorp gesplitst. De zwaarsten
noemen zich Hersteld. De lichten vinden het pijnlijk, maar halen ook opgelucht
adem. Er mag tenminste, soms, even, gelachen worden. Een zoon die homo is mag
gewoon thuis komen, maar nee, niet met vriend, laat staan met man. In de winter
mag dochter de broek aan, als het koud is buiten.

Alleen, nu hebben de zwaren de duimschroeven aangedraaid. Ze
grommen van onderuit. God verbiedt homoseksualiteit. Dat vinden jullie toch ook
nog steeds?

De pijn is nog steeds niet weg. Ze zitten er mee, de
lichten. Moet dat dan, een Standpunt? In alle pijn om ‘Nashville’ hebben de
mensen die zijn weggegaan een nieuwe plaats gevonden. Nu zitten ze in
geen of in een lichtere kerk, met om zich heen een schare van vrienden, met
uithuilschouders, met mensen die helpen verder te komen. Al blijft de
eenzaamheid, soms, de gespleten loyaliteit.

Maar wie bleef in het dorp moet het er mee doen. Moet leven
onder de doem van een Verklaring, een Zeker Weten, een Dreigende Doem van de
Zondvloed. En wie verheft zijn stem, tegen deze druïdale machten?