4 juli, Knockvologan beach

onderaan het pad waar de branding stokt
begraven zee en wind een reddingssloep van de arandora
star
Miek
Zwamborn

Als ik het strand van Knockvologan beach oploop zie ik twee
haken in het zand. Schuin omhoog: de rechter wijst naar rechts, de ander naar
links. De zichtbare resten van een reddingsboot van hout, sinds 4 juli 1940
onderdeel van het verlaten strand van de uiterste punt van het Schotse eiland
Mull.

Het is opnieuw 4 juli, nu 2019. Een verzameling mensen
komt aan, van over het strand, de jongste twee klauterend een rots af, iemand
die de binnenwegen kent over de duinen, de meesten langzamer of sneller de
rotsige route vanaf de parkeerplaats naast de boerderij van John Cameron.

Het was Camerons grootvader die op 4 juli 1940 de sloep zag
opduiken, bij hoge vloed. Toen hij poolshoogte ging nemen bleek het een lege
huls. Alleen een rode kat sprong naar buiten en maakte zich uit de voeten.
Later kwam het hele verhaal boven. Op 2 juli raakte een Duitse torpedo de
Arandora Star, een schip dat met 1678 reizigers op weg was van Engeland naar de
Verenigde Staten. Naast de bemanning waren alle opvarenden oorlogsgevangenen
die tijdens de slag om Engeland veilig opgeborgen moesten worden. De meesten:
Italianen en Duitsers die in mei 1940 in Engeland woonden, werkten als
ijsmakers, schoorsteenvegers, klokkenmakers, bij een bank, of waar dan ook:
opeens spionnen van de tegenmacht.

Meer dan de helft van de 1678 mensen kwam om.
Van hun verhaal rest hier de lege sloep.

Zo stonden we, in de vorm van die sloep, de ‘hull’ van
het schip. De dichters van Ross of Mull, buren en vrienden, en ik, getipt door
een kerkganger, zondag.

Zeven dichters lezen gedichten en verhalen. Iemand noemt namen
– per letter van het alfabet één, de meeste Italiaans.

Some
things become their own monuments,
leest Seth Crook.

The
poles wait at high-tide point,
where
the water meets a plateau of dune grass
like
a mini White Cliffs of Dover,
like
a boat that arrives but never lands.

Een tapuit duikt haar nest in, in die White Cliffs. Het
leven om ons heen gaat door.

Aan de verre overzijde ligt het eiland Colonsay. Daar
spoelden verdronken schipbreukelingen aan. Met zorg en liefde zijn ze begraven,
hun naam bekend en niet vergeten. Ieder jaar met dodenherdenking worden ook zij
genoemd.

Na de oorlog, vertelt Jan Sutch Pickard, zocht de man die
een van de drenkelingen vond contact met diens dorp van herkomst. Zodra het kon
zijn ze gekomen, een groep Italianen, een eindeloze reis in die roerige en arme
jaren na de oorlog. Ze vonden troost bij het graf, zo dankbaar voor deze plaats
van rust. Nu zijn de inwoners van Colonsay ereburgers van een Italiaans bergdorpje.

Leven op een eiland – ja, dat biedt een kans voor een
isolatie die geen ruimte openhoudt voor anderen. Maar het opent ook de blik
voor de onderlinge afhankelijkheid – we zijn allemaal maar ergens aangespoeld,
laten we er samen het beste van maken.

En die rode kat? Sinds 1940 komen er opeens rode katten
(‘ginger cats’) voor in deze hoek van Mull.


Met dank voor hun gastvrijheid aan Rutger Emmelkamp en
Miek Zwamborn, die wonen en werken in Knockvologan. Miek is ook dichter, en lid
van de Poets of the Ross of Mull.

http://knockvologan-studies.eu/
Ze verzorgden een uitgave, met drie van de gedichten, van Seth Crook, Derek
Crook (Engels), Miek Zwamborn (Nederlands en Engels)
.