De grote vriendelijke reus en al haar vrienden:
zo staan ze langs de weg en wuiven, stil en zacht.
Hun blad van vilt is hartelijk en mild,
de takken strekken zich en bukken diep.
De man die hier de baas was wist het goed,
de linde laat zijn zachte kanten zien.

Maar hij is allang dood. De bomen staan er nog,
geplaatst, misplaatst als beeld van man en macht.
Ze buigen dieper door, raken de grond,
hun stam de kleur van stenen die hier altijd waren.

Wanneer de avond valt begint hun leven echt.
De vleermuizen komen tevoorschijn uit de bast
en afgetekend in de lucht zie ik de boom: rechtop,
de kroon zo rond en trots, de spiegel van de maan.

Carsaig Bay, 7 juli 2019