Als Arthur Wragg de psalmen illustreert, verschijnt er net zo’n beeld als in het psalmboek zelf: dat van grote diversiteit. Aan de ene kant van het vouwblad zie je een louche tent, in grote neonletters DOLLE NON-STOP! Mensen laten het geld rollen, hun blikken zijn naar binnen gekeerd, hun hoeden bedekken hun gedachten, en geen van hen ziet het onheilspellende bord: De goddelozen zullen in de hel geworpen worden. De arme man of vrouw die dat bord omhoog houdt is geheel aan het zicht onttrokken. Val ons niet lastig. Psalm 82 in een notendop. (Afbeelding: zie de vorige bijdrage.)

Maar niet heel zijn boek ziet het somber in. Aan de andere kant van het vouwblad een heel andere wereld. Een kathedraal van hoge bomen, in diepe stilte zit een man geleund tegen een stam. Zijn fiets staat een boom verderop. Voorzeker, één dag in uwe voorhoven is meer dan duizend in mijne woning, Psalm 84:11. Ook de vrede vindt een plaats. En dan de vrede van de natuur, van de ceders, de beuken, de eiken. In deze zelfde tijd eisten arbeiders in Engeland de toegang op tot de natuur die rond de steden overvloedig aanwezig was, maar eigendom van grootgrondbezitters. Tegen de wet in gingen ze op de vrije zondag wandelen in afgesloten gebied, lieten zich arresteren, totdat er een koerswijziging plaatsvond en de natuur openbaar toegankelijk werd. Een zelfde beweging, maar iets minder fel, leidde in Nederland tot de Natuurvrienden, het NIVON.

Nog zo’n majestueus beeld kon deze bijbeltekst oproepen: Uwe groote daden wil ik vertellen, Psalm 145:6. Bijzonder hoe Wragg dan juist het beeld weergeeft van iemand die door een microscoop zit te turen naar iets wat heel klein is, vast en zeker tegelijkertijd heel bijzonder en groots.

Een andere opgeruimde psalm zingt van vrede tussen mensen, samenleven in harmonie, bij dag en bij nacht: Ziet, hoe goed, hoe liefelijk is het, als broeders eendrachtig samenwonen, Psalm 133:1. Je ziet een Engelse stadswijk, met bomen, groen, een perk, links in het donker, rechts in het daglicht. Twee honden groeten elkaar vriendelijk, mensen praten met elkaar, de een loopt met een brief naar de ander, of naar de brievenbus.

De psalm die wereldwijd en de tijden door misschien wel het meest bekend is: Psalm 23, krijgt een heel bijzondere plaat. Geen herder en geen schapen, geen diep dal van duisternis, maar het felle licht van de lampen op een operatiekamer, met mensen in volstrekte toewijding om de patiënt heen. Met daarbij de tekst: Ook al reis ik door een duister dal, ik vrees geen kwaad, want gij zijt met mij. (Psalm 23:4) Het operatieteam vertegenwoordigt de hoedende hand van God.

Hoe lezen we de prent bij Psalm 40:18? We zien een oude, magere vrouw, de dood in het gezicht, alleen op een stoel in een kamer. Maar de HEER zorgt voor mij, Gij zijt mijn hulp en mijn bevrijder, o mijn God, vertoef niet!, staat er naast. Is het een beeld van vertrouwen, van geloof op God? Is het een oproep om dat vertrouwen te steunen in daden van nabijheid en zorg? Hoe dan ook is de vrouw naar het leven geschetst. Arthur Wragg zag de psalmen landen in het leven van de mens, nu, in de moderne, bittere, harde tijd.

Bij De psalmen voor het moderne leven in de nieuwe vertaling van prof. dr. H. Th. Obbink, Baarn (1933), naar ‘The Psalms for modern life, interpreted by Arthur Wragg’.

– – –

De Psalmen voor het moderne leven – ze spatten van het papier.

In een vorige bijdrage: arm, rijk en onrecht.

In een volgende bijdrage: oorlog en vrede.

Daarna: inclusief lezen, vrouwen in de geïllustreerde psalmen.

Zie over Wragg:

Judy Brook, Arthur Wragg, 20th Century Artist, Prophet and Jester. Edited by Christopher and Helen Wright. Published by Sansom & Company, Bristol, England, 2001.