Een harde tijd, IJsland rond het jaar 800. Strijd tussen stammen en groepen, wapengekletter. Smeden deden hun best de sterkte zwaarden te maken, hun pijlpunten te scherpen in het vuur.
In die tijd schreef Kolbeinn Tumason een gebed, Heyr hymna smiður. Als tekst is het overgeleverd, en nu, 1200 jaar later, op muziek gezet. Het klinkt krachtig en zacht tegelijk. Kolbeinn gebruikt de taal die hij kent, de woorden die hij kent. God is de smid die hemel en aarde gemaakt heeft, de kunstenaar die het materiaal volledig beheerst, de koning die zachtmoedig is en waakzaam. God: alles waar Kolbeinn en zijn mensen zo naar uitkijken.
Deze morgen klonk de tekst bij ons, als eerste deel van het gebed. Om stil van te worden. Gezongen door de Young Vocals, o.l.v. Daniël Claas.

Smid van de hemelen, hoor
wat de dichter vraagt.
Dat uw goedheid mij
stil bezoekt.
U roep ik aan,
want u hebt mij gevormd.
Ik ben uw knecht,
u bent mijn Heer.

God, ik roep u aan,
maak me heel.
Denk aan mij, Zachtmoedige,
we hebben u zo hard nodig.
Koning van alle zonnen,
vrijgevig, groot,
verdrijf elke menselijke zorg
uit de onrust van het hart.

Waak over mij, Zachtmoedige,
we hebben u zo hard nodig,
ja, zeker ieder moment
in ons leven als mens.
Zoon van de Maagd, zend ons
het goede,
alle hulp komt van u
en heelt mijn hart.

De muziek is van de groep Árstíðir.
Bij de vertaling van de tekst koos ik ervoor dicht bij de bron te blijven. ‘Smid van de hemelen’ wordt vaak vertaald door ‘Schepper van de hemel’, of ‘van hemel en aarde’. Het woord ‘schepper’ is een theologisch woord, ‘smid’ een ambachtelijke term. Ook het oudste Engelse lied over God, van Caedmon, rond 650, gebruikt een ambachtsterm: ‘Bouwmeester’. Die concrete taal kunnen we wel gebruiken. De woorden drukken ontzag en verwondering uit.