Het is al bijna tijd voor de geboorte, weet je, het grote begin.
Wachten op een kind is een en al mysterie:
heeft het mijn neus of de jouwe, de kin van oma, de gein van oom Gijs?
Zal ze zingen als haar zusje, of voetballen als haar broertje?
We stellen het ons al voor, een stem, een gezicht…



Jezus, kind, zo lang verwacht, wie zal jíj zijn?
Hoe het met je ouders zit is onzeker –
maar van je vader horen we dat hij heel creatief is en je moeder de Geest van al het leven.
Als de verhalen kloppen leef je in ieder van ons,
en toon je jezelf op de meest onverwachte plaatsen.

Wie zal jíj zijn,
waar vind je óns, als je komt en tussen ons in een plekje vindt?
We bidden dat we geduldig en vriendelijk zijn,
we bidden dat we je nemen zoals je bent,
dat we je van harte welkom heten.

Als je staat in de schoenen van de arme,
bidden we dat we niet op je neerkijken;
als je komt als vreemdeling,
hopen we dat we niet direct argwanend naar je staren;
als je naar ons opkijkt met het gezicht van een baby,
bidden we dat we geduldig en vriendelijk zijn
en ons herinneren hoe het voelt: een nieuweling te zijn op de planeet.

Nu we wachten op je geboorte,
nu we ons afvragen hoe en wie je deze keer zult zijn,
bidden we dat we blijven zoeken naar jou, in de wereld waar je zo van houdt.

En als we daar niet in slagen,
vergeef ons, en draai ons in de rondte.
Als we de verkeerde weg nemen,
leid onze voeten terug.
Zoals we leven, wachtend, wakend, vol verwondering,
laat ons zo ook altijd open zijn voor jou.
Het is al bijna tijd voor de geboorte, weet je.
Amen.

vertaling Roel Bosch, van een tekst uit Some Resources for a Christingle Service, Ruth Burgess & Sally Foster-Fulton, Wild Goose Resource Group, 2017.