Blog Image

Roel Bosch

Over dit blog

Beschouwingen en teksten, columns en artikelen.
Vrij gebruik in context waar de teksten tot hun recht komen, met auteursvermelding.

Schilderij Zonder Marie

Kerk en kerkgeschiedenis Posted on ma, december 01, 2014 20:05:08

Niet echt een vrolijke plaat, dit schilderij van het echtpaar
Feitama-de Haan. Zij zit met de rug naar hem toe, hij heeft daar totaal
geen last van en kijkt zelfverzekerd naar de schilder. De rijkdom spat van het
doek af, maar je mag het niet echt zien. Het is de kwaliteit van de stof die
het hem doet, het verzorgde kapsel, het horloge aan haar ceintuur. Zijn zilveren
gespen in de schaduw onder de tafel vallen niet op, maar toch ook weer wel. De eenvoudige
pruik op zijn hoofd straalt eerbiedwaardigheid uit. Een sobere tafel, slechts
het hoogstnodige voor een eerlijke administratie. Bloemen in een schaal met
water op een kruk trekken niet de aandacht, maar zijn nadrukkelijk aanwezig. Tussen
hen in, ook achter de tafel, als een verbinding tussen de twee krachtige
karakters, staat dochter Marie, hun enige kind, hun erfgenaam, hun hoop. Wat
lichter gekleed, maar met dezelfde strengheid, een moede blik in het gezicht.
Alsof het leven al zowat voorbij is.

Jacob 1726-1797, en Elisabeth, 1735-1800, op dit schilderij
rond de 65 en 55 jaar oud, hebben met dit schilderij een verhaal aan het
nageslacht nagelaten. Ze vertellen over de rijke eenvoud van doopsgezinden in
de Republiek. Hoe ze streng kunnen zijn, en dat willen weten ook. Vandaar ook
dat ze de schilder een paar jaar na de afronding van het schilderij hebben
laten terugkomen. Hun dochter bestaat niet meer voor hen. Marie had moeten
kiezen voor de doop. Tot de jaren des onderscheids gekomen hoort het immers zo
te gaan, dat een mens zelf kiest voor de weg van het strenge geloof, en zich
dan ook laat dopen? Daarmee zou ze ook het zweren van eden achter zich laten,
het steunen van het gezag van het zwaard, een al te losbandige levensstijl, ze
zou kiezen voor de vreedzaamheid van de Doopsgezinde wereld.

Maar Marie koos voor haar officier. Voor iemand die het
zwaard droeg. Die aan God en vaderland gehoorzaamheid zou zweren, of eigenlijk:
‘God’, niet de God zoals zij die in de Sociëteit beleden. Marie mocht
verdwijnen uit hun leven. Ze zullen haar verder mijden. En zo is het schilderij
ontvolkt geraakt. Heeft de schilder een muur voor haar neer gezet. Kijken er nu
alleen twee jong oud geworden mensen recht in het gezicht van de schilder.

De vredelievende blik van deze wereld van volgelingen van
Menno Simonsz had ook een harde kant. Pijn en moeite kwamen mee. Lastig,
principes. Hoe blijf je trouw aan je geloof, en houd je je geliefden vast? Het
is een oud dilemma, elke tijd, in elke kring opnieuw gesteld. We zien de moeder
en de vader nog eenmaal aan. Elisabeth
Feitama-de Haan en Jacob Feitama. Hun dochter is van het schilderij afgewandeld
en ging een eigen weg. Laten we hopen dat ze gelukkig is geworden.

Alleen die ene witte bloem, als uit de schaal gevallen,
herinnert nog aan haar. Gevallen vrouw? Verspeelde onschuld? Maar de onschuld
van wie?

schilderij van Wybrand
Hendriks, uit Rijksprentenkabinet Het Mauritshuis, Den Haag, nu tijdelijk op de
tentoonstelling Adriaan de Lelie, het achttiende-eeuwse familieportret, Museum
van Loon Amsterdam. Illustratie uit de catalogus.



Sinds de Verlichting …

Kerk en kerkgeschiedenis Posted on do, november 20, 2014 19:17:11

Iedereen heeft z’n allergie, of intolerantie, of
overgevoeligheid. Bij mij ligt die bij het woord ‘Verlichting’. Sinds ik me voor
het eerste verwonderde over een aantal hooggeleerde theologen die de
Verlichting rubriceerden als een Kantiaanse kritische, godsdienstontkennende
beweging, en daar ofwel voor ofwel tegen waren*, let ik op hun taalgebruik. En
ja hoor, daar is het weer: ‘Sinds de Verlichting is er geen kerk meer nodig’,
zegt Kuitert.

Nu wil het geval dat juist de Verlichting de kerk gemaakt
heeft tot wat we er nu van zien. De psalmberijming-1773 die 200 jaar (wat zeg
ik? soms tot nu toe) in protestantse kring gebruikt wordt is het werk van een
verlicht genootschap dominees, die daarmee het werk van andere genootschappen en
personen dunnetjes overdeden. De visie op de kerk als organisatie met leden:
typisch verlicht. Volksopvoeding, geloofsopvoeding, een vooruitgangsgeloof
waarin alles, zeker in de kerk, steeds beter wordt: Echt verlicht.

Geen wonder: rond 1780 floreerde de Verlichting in Nederland
mede dankzij de vele dominees en enkele priesters die een belangrijk aandeel
hadden in letterkundige en natuurwetenschappelijke genootschappen. Ds Martinet,
gereformeerd, publiceerde de catechismus der natuur, het eerste vogelboek was
van de remonstrantse emerituspredikant Nozeman, de doopsgezinde Nieuwenhuyzen
richtte de maatschappij tot nut van ’t algemeen op.

Misschien heeft hun inbreng, en die psalmberijming, en dat
genootschappelijk denken, en die organisatie van de kerk als club of als
vereniging inderdaad zijn langste tijd gehad. Dan is de Verlichting nu
uitgewerkt, en gaat de kerk van de toekomst er anders uitzien. Dan praten we
over de kerk als over cellen of kernen, beweging of slinger door de tijd. Maar
dan toch blijven de bronnen belangrijk, en het ontsluiten ervan. En het delen
in ontdekkingen, het delen in ervaringen van vreugde en pijn – voor je het weet
heet dat dan ook weer ‘kerk’.

‘Sinds de Verlichting’ – het is als met een krachtterm,
mensen stoppen na te denken. Het is een heel onverlichte term, want wat
betekent dat woord nu eigenlijk toch? Woorden… net als met Verlichting is het
ook met ‘kerk’ maar gissen wat mensen er mee bedoelen. ‘Kerk’, er is zat ‘kerk’
waar we niet meer op zitten te wachten. Maar er is ook zat ‘kerk’ die ruimte
biedt voor meer dan het gewone. Licht, leven, liefde worden gedeeld, de dood is
er geen onbekende, maar dood en angst hebben er niet het laatste woord. Een
vindplaats, een zoekplaats, een oefenplaats, een uitvalsbasis, en sommigen
noemen het: ‘kerk’. Hoe verlicht kan je zijn?

Een veelzijdige verstandhouding, Religie en Verlichting in Nederland 1650-1850 –
red. Ernestine van der Wall, Leo Wessels, uitg Van Tilt, artikelen bij het thema. Inmiddels tweede druk. Zie ook Verlichting in Nederland 1650-1850,
Vrede tussen Rede en Religie? Jan Wim Buisman (red.)


* In 1988 promoveerde
ik op ‘Het conflict rond Antonius van der Os, predikant in Zwolle 1748-1755’,
en portretteerde Van der Os daarin als een typisch voorbeeld van de
Verlichting. Later schreef ik over de Psalmberijming van 1773 en de
Evangelische Gezangen van 1806, ook al zo verlicht. Mijn studies pasten in de
historische context, en sloten aan op meer soortgelijk onderzoek naar de
beweging van de Verlichting in Europa. Een tijdje is nog gespeeld met
onderscheidingen tussen ‘radicale’ en ‘reformatorische’ Verlichting, maar die
werkten toch ook niet goed. Globaal wordt de V. nu gezien als die brede
beweging die een snelle verbreding en verdieping van kennis en inzicht paarde
aan het loslaten van oude systemen en het zoeken naar een nieuwe orde.
Paradoxaal genoeg zijn ook emancipatiebewegingen als het ontstaan van vrije
kerken overal in Europa, bijv. de Afscheiding 1834, tekenen van een verlichte
tijdgeest, juist ter behoud van oude ideeën. Geschiedenis is veel veelzijdiger
dan sommige mensen kunnen bevatten!



Alstublieft, niet komen!

Kerk en kerkgeschiedenis Posted on zo, november 02, 2014 21:06:16

De boodschap is duidelijk: kom niet naar onze kerk!
Twee jaar geleden besloot de lutherse gemeente met de mooie naam, House For All
Sinners and Saints, om de morgendienst te splitsen. Het paste er allemaal niet
meer in, de gemeenteleden en de tientallen tot honderden bezoekers van buiten.
De aantrekkingskracht was even groot, dacht voorganger, ds. Nadia Bolz-Weber;
maar het is maar tijdelijk, straks kunnen we weer terug naar een dienst per
zondag.

Maar het was niet tijdelijk. Overal vandaan blijven de
mensen komen. Dit willen ze ook wel eens meemaken. Een lutherse kerk met de
rijkdom van de liturgische traditie, de eenvoud van a cappella zang, een grote
participatie van gemeenteleden, de vanzelfsprekende betrokkenheid van homo,
lesbo, transgender en queer, en vooral de charismatische voorganger, met
tattoos die het hele kerkelijk jaar vertonen.

Nu moet het maar over zijn met al dat bezoek. Ze gaan weer terug naar één dienst per zondag. Alleen voor eigen mensen. Nadia, de dominee, heeft haar
spreekbeurtenrooster op internet staan, (‘assuming I don’t suddenly convert to
Branch Davidianism’ – humor is een tamelijk onmisbaar kenmerk van de ware kerk)
zodat ieder die meer wil weten en aan haar boeken en films niet genoeg heeft
langs kan komen. Maar laat
mijn kerk met rust! We zijn geen attractie! Ik wil voor en na de dienst
klaar staan voor mijn gemeenteleden! Sorry, ik weet ook niet hoe het anders
moet! Begin anders zelf maar met net zo iets?

Het is leuk nieuws, eigenlijk, in het weekend dat de leiding
van de kerk van Marc Driscoll de stekker eruit heeft getrokken. Driscoll, de
‘cussing pastor’, de voorganger-ego-tripper die een imperium heeft opgebouwd
met vijftien kerken, waar men simultaan naar zijn preken op een groot scherm
keek, die boeken schreef die de beststellerslijsten haalden omdat hij ze met
kerkgeld in het groot zelf weer terugkocht, die mensen die een vraag stelden
gruwelijk kon uitschelden.

Kijkend naar christelijk geloof in de Verenigde Staten gaat
de aandacht graag naar de megakerken, de Driscollfiguren, de homohaters, de
rechtse rakkers. Maar ondertussen springt er aan de andere kant van het
kerkelijk spectrum van alles vrolijk rond, ongehinderd door de pijn van de vooroordelen.
De HFASS heeft een prachtig filmpje gemaakt, waarin gemeenteleden reageren op een vraag,
die door een organisatie aan hen gesteld was: ‘Hoe gaat u om met het probleem
van homoseksualiteit.’ Eén voor één in steeds andere toonsoorten vertellen ze
vrolijk, intens, serieus, of gewoon zomaar hoe ze als mens geen probleem zijn, maar de kerk vertegenwoordigen, zoals ze zijn. (‘We are
not an issue, we are the church
‘.)

Dat inclusieve, ras- en genderproblemen overschrijdende
gedrag, vind je overal. In een bijzondere video interviewt Krista Tippett
voorganger Nadia, tijdens een openluchtmeeting van de Wild Goose, een Iona-achtige
happening van open christelijke kerken. Hoe
kan je nu dominee zijn in een kerk met een bisschop
, vraagt Julia. Jij kunt toch helemaal niet tegen
autoriteit? ‘Als er geen bisschop was, zou die om mij moeten worden
uitgevonden’,
reageert Nadia. ‘Juist
iemand als ik moet eens in het jaar tegen het licht worden gehouden door iemand
die me vraagt of het goed met me gaat, en of alles wat ik bedacht had wel zo
handig was.’

Wie meer wil weten, de video is een openbaring – het voorbijrijden
van een lawaaiige vrachttrein maakt een gesprek onmogelijk, maar a cappella
zingen niet, dus begint de hele club ‘Amazing grace’ te zingen, en zo nog wat
aardige details.
Daarnaast is er de facebookpagina van Nadia die ons op de hoogte houdt van wat in de gemeente gebeurt.

En nog iets over de naam van de kerk: voor Nadia viel alles
over God en geloof, mens-zijn en vrouw-zijn op z’n plaats toen ze de lutherse
gedachte hoorde: een mens is ‘simul justus ac peccator’, tegelijk rechtvaardig
en zondaar. Niet: of of, maar
en en. Samen met andere ‘en ens’, gewone mensen, die leven van de genade van God. Dan is geloven een weg om te groeien,
te leren, het leven te genieten. En dus is ze met hart en ziel dominee van een
kerk waar er maar een van kan zijn. En die geen pottenkijkers meer nodig heeft.

Met een knipoog reageert een van haar facebookvrienden:

‘I, for one, am horribly disappointed. I was looking forward to HFASS becoming a multi-site
mega-congregation with video links back to the “Mother Ship” and a
controversial, personality-cult-stoking asshat at the top.’ – ‘Wat mij betreft,
ik ben gruwelijk teleurgesteld. Ik had me al helemaal verheugd op de dag
dat HFASS een gemeente zou zijn met allemaal nevenvestigingen, met videolinks
naar het Moederschip, en met een echte dwaas als controversiële cultfiguur aan het
hoofd.’



Kerkverlaters

Kerk en kerkgeschiedenis Posted on zo, augustus 24, 2014 17:12:30

Op sommige punten lopen de lijnen in de Verenigde Staten
anders dan in Europa, als het gaat om kerk en geloof. Dat viel me weer extra op
toen ik een blog* zag over kerkverlating in de VS. De schrijver schetste hoe in
de laatste jaren veel mensen juist die kerken verlaten die werken met ‘show’: kerkdiensten
als gelikte optredens, beamerpresentaties, stand-up-comedy-achtige dominees,
glitter en kleuren. De vele reacties op dit blog spitsten zich toe: juist veel
vijftigers en zestigers houden het wel voor gezien. Terwijl hun kinderen en
kleinkinderen zich vreselijk inspannen om van alles met hun kerk te doen,
hebben zij het wel gehad:

‘Zes jaar terug deed ik de deur achter me dicht. Zo’n
organisatie, zo’n club om je eigen gelijk te laten zien. Het maakt ons moe. We
willen niet langer beziggehouden worden, dat kunnen we zelf wel regelen. Alles
wat we nodig hebben is een stille plaats om te bidden, een luisterend oor, een
manier om elkaar te helpen. Maar dat is allemaal verdwenen in de lawaaimuziek,
de powerpointpresentaties, de oproepen om naar voren te komen en je zonde en
ziekte neer te leggen, hoe meer hoe liever… Dus blijven we thuis, slapen we
uit, rommelen wat rond, en slaan de kerk over.’

Of – komt dit plaatje toch ook wel overeen, met wat wij in
Nederland meemaken? Is een, zij het beperkter aantal, jongeren soms ook bij ons
niet loyaler dan een oudere generatie, alleen dan ten dele aan andere kerken en
groepen? En moeten we tegelijk ons afvragen of de beschrijving van de velen die
de schuld bij de kerk leggen wel klopt? We kennen de klachten, steeds met een
ander detail: de mis in het Latijn afgeschaft, geen oude psalmberijming meer,
te veel of te weinig muziek, te veel of te weinig maatschappij in de kerk – maar
de vraag hoe je een gemeenschap vormt, en hoe je samen ook kunt kiezen voor het
vinden van stille ruimte om te bidden wordt amper gesteld.

Het verhaal gaat door. Ik hoor de echo’s van het verhaal bij
Nederlandse mensen die de evangelische groepen waar ze jaren actief in waren
achter zich lieten, te beperkt en beperkend, te veel gericht op leiders die het
allemaal zeker wisten. En bij mensen die de progressief-liberale groepen te
leeg van inhoud zijn gaan vinden. Hoe verder? Voor mensen die niet langer
zoeken naar eigen gelijk is er een weg te gaan. Wie weet staat er hier of daar
een deur voor hen open. En kunnen ze hun bijdrage bieden.

* Church, here’s why people are leaving you, vergeet niet door te scrollen naar de reacties! met dank aan Johan Timmer voor de tip op Facebook.



De blaffende hond

Kerk en kerkgeschiedenis Posted on za, januari 18, 2014 22:15:11

Theun de Vries had graag nog een roman over de bijbelse David
geschreven. Die knappe jongen, rossig, dat woeste leven, z’n liefde voor
Jonathan, zijn dubieuze verhouding met vrouwen, zijn moed en overtuiging – het leek
hem wel wat. Ik zie De Vries nog zitten praten, in de huiskamer bij Auke Jelsma
thuis, met de literatuurkring in Kampen. Theologiestudenten die iets met lezen
en schrijven hadden, en dan dankzij allerlei lijntjes boeiende gasten langs
kregen.

Toen ik in 1976 theologie ging studeren in Kampen, beleefde de
Hogeschool een bloeitijd, de laatste, denk ik. Een groot aantal studenten,
tussen de 40 en 50 rechtstreeks van school of van een HBO-opleiding per jaar,
veel docenten, veel reuring. Daarmee ook veelkleurigheid. In het palet was Auke
Jelsma een wat ongrijpbaar en onplaatsbaar figuur. Op voordracht van de
benoemingscommissie en de Hogeschoolraad had de Synode niets anders kunnen doen
dan hem benoemen als hoogleraar Kerkgeschiedenis. Het was met wat tegenzin
gegaan. Een vrije vogel, die de kerk als instituut wel wat relativeerde. De
taak om ook Kerkrecht te geven vertrouwden ze hem toch maar liever niet toe.

Hij was in 1970 bij professor Nauta gepromoveerd op een protestants
martelaarsboek, dat van Adriaan van Haemstede, rond 1557 uitgekomen. Van
Haemstede beschreef hen die om het geloof het leven verloren hadden, vanuit
protestantse optiek. Tegelijk was hij een man die streefde naar liefde, en
verzoening, een weg vooruit, niet die van de haat. Geloofsgenoten waren wat
bang voor hem, was hij niet te vrijzinnig?

Zulke dissidenten kwam Auke daarna ook voortdurend weer tegen. Mensen
die tegen de keer in wilden gaan, de kleine Franciscus van Assisi en zijn
heilige zuster Clara. Vrouwen in de kerkgeschiedenis, ’tussen heilige en
helleveeg’, gewoon mens zijn was er vaak niet bij. Lastige mensen soms ook,
Bonifatius, Willibrord. De Afscheiding van 1834 beschreef hij als de beweging
van ‘angry young men’, vier dominees die in 1830 nog met de Leidse studenten de
Belgen hadden bevochten en in 1834 de Heren Kerkvoogden en Reglementendienaars
geen gehoorzaamheid wensten te schenken. En zo was hij ook zelf herkenbaar, een
uiterst zachtmoedig vasthoudend dwarsligger.

De reis naar Assisi en Rome die hij, oecumenicus, organiseerde, was voor velen
vormend. Van een mijn reisgenoten was vanaf dat moment duidelijk dat hij beter
priester dan dominee kon worden. Een andere, o zo Gereformeerd, heeft een paar
dagen haar hand niet gewassen, na de handdruk van de paus. En ik kan me de
wilde cyclamen nog zo goed herinneren, die in april 1980 nog net zo bloeiden
als ze dat in 1200 gedaan moesten
hebben.

In 1988 promoveerde ik bij hem. Van mijn onderwerp, iets met de achttiende
eeuw, wist hij niet zo veel. Dat hoefde ook niet, hij stimuleerde, stelde
vragen, en vond het leuk dat ook ik een dissident bij de kop nam, de dominee
van Zwolle die door zijn collega’s niet gepruimd werd omdat hij oprecht geloofde
dat God ons nu wel eens meer licht zou kunnen geven dan hij voorheen de Dordtse
vaderen schonk.

Dat optimisme houden we er in, in de geschiedenis. De Geest mag
doorgaan, stappen te zetten, mensen tot stappen uit te nodigen. Ook dat is
kerkgeschiedenis: in wording.

Toen hij promoveerde, vanuit een Haagse pastorie, schreef hij dat de
complexe situatie in de kerk hem had gemotiveerd het verleden te onderzoeken.
En hij droeg zijn boek op:

Aan allen die hoe dan ook
waar dan ook
wanneer dan ook leden onder
het gebrek aan verdraagzaamheid binnen de kerk

De woorden raken me, als ik ze nu lees, een paar dagen na zijn
overlijden.

Dat hij jonge theologen in de laatste jaren van de verzuiling in
aanraking bracht met een ikoon van socialisme, Theun de Vries, in een gesprek
dat David weer present stelde, past bij deze opdracht. Dat lijden gaat door,
maar ook de vreugde om al die momenten dat vrede bloeit, zoals toen en nu in
het dal van Spoleto.

Meer en meer trok de weg van de mystiek hem aan. De woestijnvaders,
Hildegard, mystiek ook als brug tussen religies. Van ‘kerk’geschiedenis naar de
studie van de weg van God met mensen, de weg van mensen met God. Voor hem is
die weg onder ons nu ten einde. Zijn gedachtenis zij tot zegen.

Dissertatie in een scan online: http://www.theologienet.nl/documenten/Haemstede-Jelsma.pdf

Zijn website: http://www.aukejelsma.nl/



Lijkschouwing van een overleden gemeente

Kerk en kerkgeschiedenis Posted on ma, april 29, 2013 15:03:45

Hoe kom je tot een goed advies aan een kerkelijke gemeente die wil weten
hoe ze verder moet? Je kunt de organisatie doorlichten, vergelijken met een
gezond bedrijf, een school, een leger. Je kunt de bijbel bestuderen om te
zoeken naar richtlijnen. Maar je kunt ook een overleden kerk op de snijtafel
leggen, zien waar het fout ging, en dan de nog overlevende kerken van
waarschuwingen voorzien.
Thom Rainer, docent gemeenteopbouw en oprichter van ‘Rainer
Group, a church and denominational consulting firm’, deed in een blog ook het
laatste: autopsy-of-a-deceased-church.

Tien jaar eerder was hem advies gevraagd. Een gemeentelid
maakte zich zorgen over de toekomst van zijn kerk, en vroeg hem te komen. De
rest van de gemeente vond het niet nodig, had er ook geen cent voor over, maar
die ene betaalde alles. Toen was het verder best. Thom zag veel tekenen van een
komend overlijden; binnen vijf jaar, dacht hij. Het zouden er tien worden. Hij
zet die tekenen op een rijtje in een blog. Sommige misschien wat sterk door de cultuur van de Verenigde Staten, bepaald, andere overal herkenbaar. Mij zette het aan het denken.
In 1975 had de kerk 750 kerkgangers. In 2003 waren het er
nog 83. De stadswijk was in de tussentijd veranderd. Van een keurige buurt,
‘middle class’, naar ‘lower class’. De gemeente stak geen hand naar die nieuwe
bewoners uit. Ze werd een eiland, geïsoleerd. Niets van wat de gemeente deed
was gericht op de omgeving.

De herinnering aan vroeger hield de mensen samen. Praten
over 1970, hoe fijn het toen was. En overal in de kerk herinneringen aan dode
gemeenteleden. Van deze een plaquette op een bank, die liet een avondmaalsbeker
na, de ander een raam, overal kwam je het verleden tegen.
Alle geld was voor binnen de eigen kring. Aan het eind ging
nog maar 2% naar buiten. Geen evangelisatie, diaconaat, missie, geen
uitgestoken hand naar wie dan ook. Niemand vroeg zich af waarom deze kerk kerk
was. Samen bidden gebeurde nooit, afgezien van de drie minuten per kerkdienst
op zondagmorgen. En dan gingen de gebeden ook alleen over de leden zelf. Die zieke, dat gemeentelid in zorg – een brede betrokkenheid, op buurt, stad, wereld ontbrak.

Er was vaak ruzie. Conflicten over allerlei kleine en grote
dingen maakten de gemeente tot een no-go-area voor dominees. In 10 jaar kwamen
en gingen er 7, de laatste drie in deeltijd. Allen vertrokken
gedesillusioneerd. Dat ondertussen voorbijgangers fronsten bij het zien van het
verval van het gebouw viel de kerkgangers amper op. In 2013 stopte de kerk te
bestaan.

Opvallend veel reacties volgden op deze post. Herkenning:
gemeenten met enorme potten geld voor uitvaarten en bloemen en zero op de post
voor jeugdwerk, sweet memories overal en geen kans om iets nieuws op te zetten.
In de VS komt er dan ook nog vaak een rassenvraag bij: gefronste wenkbrauwen
als Afro-Americans een blanke gemeenschap komen bezoeken.
Een angstaanjagend voorbeeld komt uit Atlanta, waar een
Baptistenkerk, op verzoek van en samen met andere kerken, een ontmoetingsplaats
bood voor daklozen. Er kwam weer wat leven in de gemeenschap, totdat de leden zeiden
dat ze het vervelend vonden de daklozen door de kerkdeur te zien gaan. ‘Of ze voortaan maar de achterdeur wilden gebruiken.’
De opvang verdween, een jaar later was de gemeente dood. Die andere kerken,
Episcopal, Methodist, Presbyterian en Lutheran, gingen door met de opvang in
een van de andere gebouwen, en leven in samenklank met de wijk.
Is dit het nu, ‘laat dit alles en gij zult leven?’ Een van
de schrijvers gebruikt een andere medische metafoor. Ook wie zich aan doktersadviezen
over hoge bloeddruk, lichaamsgewicht en beweging houdt krijgt geen garantie dat
hij of zij oud wordt. De kans wordt wel groter, en het leven tot die tijd
beter.

Veel herken ik ervan. De herinneringscultuur slaat je in
angelsaksische landen meer tegemoet dan in Nederland. In musea, stadsparken,
kerken, overal kom je bankjes en ramen en muren tegen die de herinnering aan
een dierbare dode levend moeten houden. Als gast van buiten merk je: die
plaatsen werken vanaf een bepaald moment andersom. De dood gaat het leven
overheersen.
In onze cultuur komt het in deze vorm minder voor; toch
speelt het wel een rol. ‘Die plaat kregen we van onze zustergemeente in wat toen
nog Oost-Duitsland was, die moet wel blijven hangen.’ ‘Dat kleed, ja, klopt, het
is wel wat gedateerd, maar het herinnert ons aan de jong overleden dominee X.’
‘De Statenvertaling als een museumstuk op tafel, onleesbaar voor iedereen
behalve letterkundigen en sommige theologen, maakt een eerbiedige indruk.’ En
‘nee, die prent van Jezus is wel heel erg 1950, maar er zijn al generaties
mensen bij gedoopt. Trouwens, wat is er fout aan 1950?’

Een kerk die toekomst heeft richt zich op de toekomst. Zo
simpel is het toch? Met nieuwe en oude schatten op zak, een groot reservoir aan
ervaring, maar minstens zoveel humor om alles wat gebeurt te ‘relativeren’, in
relatie te brengen met het hier en nu. Dat is het waar deze lijkschouwing mij
toe oproept. Met dank aan Thom Rainer.



A now dying breed

Kerk en kerkgeschiedenis Posted on zo, november 25, 2012 21:40:30

herplaatsing van 22 July 2011 – nog maar eens geplaatst, nu
de CofE nog even moet wachten op de vrouwelijke bisschop.

Deze morgen ging de emeritus priester voor in de liturgie
van de Communion, in de kerk van Holy Island. Een oude, kwetsbare vrouw, een
stok moest haar helpen van plaats naar plaats te gaan. Tegelijk een sterke
vrouw, ze stond er helemaal, in de kleurige zeeblauwe mantel met de symbolen
van het eiland, vissen op de rug, voorop de Keltische vorm voor de letters van
het Christus monogram.

Haar korte preekje begon ze met enkele woorden over de
heilige van de dag. Nou ja, heilige, de Anglicaanse kerk kent geen
heiligverklaringen, maar wel houdt ze graag de namen in ere van hen die iets
bijzonders betekenden. Deze keer staat tussen haakjes op de rol Elizabeth
Ferard, eerste deacones van de Church of England, de Anglicaanse kerk. In 1861
ging ze op verzoek van de bisschop van London naar Duitsland, om te zien hoe de
diakonessen daar georganiseerd waren. Bij haar terugkomst werd ze, 18 juli
1862, tot diakones gewijd, en ging ze werken in King’s Cross, een
achterstandsgebied in London. Ze stichtte de orde van St Andrews, waarin
vrouwen als nonnen leefden, actief in de arme binnensteden, in het onderwijs,
de verpleging.

Tussen haakjes, zo staat ze op de kalender. Maar onze
voorganger van vanmorgen wil de kans niet voorbij laten gaan deze beschrijving
van haar leven door te geven. Want zelf begon ze ook ooit als diakones,
werkzaam in het onderwijs, totdat de tijd rijp was waarop zij als vrouw
priester kon worden. Elizabeth ziet ze als haar voorganger, een van de eersten
die de kans greep die voor haar lag. Mogen ook wij de kansen zien, in onze
tijd, om te leven naar Gods wil!

Diakonessen bestaan bijna niet meer, in Luthers Nederland en
Duitsland, in Engeland – ook ik ben lid van dat ‘now dying breed’, zo zei ze
het. Een uitstervend ras. Het leek me, dat ze daar niet onder gebukt ging. Er
is dan ook een vervolg gekomen, vrouwen die dezelfde ambten als mannen
bekleden. We zitten met weinig mensen in de kerk, nu, deze morgen: eerst met
vier voor het morgengebed, daarna komen er nog vier bij voor de Communion. Een
hoog aantal voor hun ervaring. Is dit een ‘now dying breed’ van kerkgangers?

Hier voelt dat zo niet. Ervaring met kleine aantallen hebben
ze zeker, in deze traditie. In paniek raken ze niet gauw. Gewoon doorgaan met
de liturgie, dat is een van de kenmerken van deze kerk. Niet volgens een
originele orde, maar zoals het in het boek staat, dag in dag uit vooraf goed
geregeld. Elke maand klinken zo alle psalmen in deze kerk, de vreemdste boeken
uit het Oude Testament komen langs, niets wijst erop dat het ‘now dying
breed’-gevoel hen een andere agenda opdringt.

Voor de tijdelijke gasten op het eiland is dat
overzichtelijk. Zo kennen ze het van thuis. Zelf voel ik me wat ambivalent. Als
je met z’n achten avondmaal viert, dan vorm je toch liever samen een kring, dan
dat je wacht totdat die ene priester, man of vrouw, met alles klaar is, voordat
je het geknield op de communiebank aangereikt krijgt? Of is dat weer teveel de
zucht naar ‘het gemeenschappelijke’, ‘laat niemand eruit springen’, die me
parten speelt, en is juist die plechtige vorm, zelfs met weinigen bijeen, het
sterkst? Is het ‘now dying breed’ van ‘laten we maar gewoon doen’ het eerst aan
de beurt om het loodje te leggen?



Schortinghuis

Kerk en kerkgeschiedenis Posted on do, november 22, 2012 15:03:51

Schortinghuis, eerste plaatsing 12 August 2006

In maart 2007 verschijnt bij De Groot /Goudriaan, Kampen,
‘Wilhelmus Schortinghuis’, introductie en bloemlezing. Als typering hiervan een
korte intro, en een tekst.

Wanneer een theologisch boek buitengewoon veel boosheid
oproept is er iets aan de hand. Dan raakt het aan een zere en kwetsbare plek,
dan beledigt het mensen of het maakt hen bang. Brengt het maatschappelijke
onrust? Zet het mensen tegen elkaar op? Is het een bedreiging voor het
geestelijk welzijn van degenen die het boek lezen? Vervormt en vertekent het de
inhoud van het geloof, zoals anderen dat belijden?

Zulke vragen speelden, nadat in 1740 de dominee van
Midwolda, Wilhelmus Schortinghuis, zijn boek Het Innige Christendom had
uitgegeven. Hij had het geschreven voor gemeenteleden, de mensen die hij ‘s
zondags in de kerk zag zitten, en voor collega’s die eenzelfde visie op
geloof en leven hadden. Maar het boek werd al snel buiten eigen kring
verspreid, en de kritiek was heftig. De Staten van Groningen verboden elk
gesprek over het boek en geschriften die het als onderwerp hadden. Op verzoek
van de meerderheid van dominees in Overijssel kondigden de Staten van
Overijssel een verbod op verspreiding van het boek af, tegen een boete van 100
goudgulden; in de landelijke pers volgden felle reacties pro en contra.

De eerste strijd verzandde al snel. Tegenstanders bedachten
dat negeren een beter antwoord was dan een verbod. Heftige voor- en
tegenstanders van Het innige christendom ontliepen elkaar; over de
grondslagen ervan werden ze het toch niet eens. Tegenstanders vergeten
Schortinghuis. Bondgenoten bleven zijn naam met eerbied noemen, maar benaderden
hem toch ook met voorzichtigheid. Andere schrijvers uit dezelfde kerkelijke
kringen verwierven meer bekendheid, hun werken werden vaker gelezen. Maar toch
is het boek daarna steeds aanwezig geweest in de bibliotheek van de
gereformeerde gezindte.

Wat maakt het boek, samen met de andere werken van deze oude schrijver, bijzonder?

Er zijn drie elementen in de werken van Schortinghuis die ze
heel geschikt maken als toegangspoort tot de gereformeerde overtuiging in de
meest mystiek-radicale vorm.

Schortinghuis bouwt zijn werk geheel en al op uit de
vooronderstelling dat de christenen zoals we die tegenkomen in verschillende
groepen onder te verdelen zijn. Er is een groot aantal onbegenadigden, en een
klein aantal begenadigden. Binnen die groepen zijn dan ook weer allerlei
onderverdelingen, onderscheidingen, te maken. Al die mensen uit al die groepen
moeten door de dominee op een andere manier worden aangesproken, van vermanend,
waarschuwend, tot bemoedigend, troostend, ondersteunend. Hij en zijn
medestanders deden daarom ook aan x91onderscheidenlijk prekenx92. De kenmerken
van leden in deze groepen liggen alle op het gebied van de geloofservaring.
Bevindelijke, mystieke kennis van God is het meetsnoer waarmee de geoefende
gelovige anderen de maat neemt.

Een ander belangrijk kenmerk is zijn nadruk op de
nutteloosheid van alle menselijke pogingen iets goeds voor God te presteren.
Tegenover deze menselijke nietswaardigheid staat de alleswaardigheid van
Jezus Christus. Door goede werken of een braaf en burgerlijk leven komt een
mens geen stap verder. Door slechte daden en het overtreden van de wet van God
overigens ook niet – wie er zomaar op los leeft heeft ook niet de instemming
van Schortinghuis te verwachten. Tegenstanders van Schortinghuis vielen hem
vooral op dit uitgangspunt aan, met name op een zin waarin hij stelt dat de
mens tot God moet komen
‘als een naakte, ellendige, iemand die niet heeft, niet weet, niet kan, niet wil en niet deugt’:

de vijf ellendige nieten2 maar ook de vijf dierbare nieten genoemd.

Van nietswaardige mensen kan je moeilijk verwachten dat ze
een goede kerk in stand houden. Daarom is het ook niet verbazingwekkend dat het
derde kenmerk ligt in de relativering van het instituut kerk. De
kerkdiensten op zondag of door de week bieden mensen de gelegenheid het woord
te horen en er door geraakt te worden. Maar wie echt een begenadigde is, heeft veel
meer baat bij de gezelschappen, de huisbijeenkomsten van lotgenoten, de kerkjes binnen de kerk.

Al deze elementen zijn niet uniek voor Schortinghuis; bij
hem komen ze wel bijzonder duidelijk naar boven. Daarom biedt hij een goede
ingang tot de wereld van de bevindelijke zijde van de gereformeerde gezindte.
Wie Schortinghuis kent, begrijpt de spanning waarin de hoofdpersoon uit Jan
Siebelinks boek, Knielen op een bed violen, zich bevindt. Hij begrijpt
ook beter hoe gelovigen in sommige gesloten kerkelijke gemeenschappen, vooral
op de eilanden, langs de rivieren en op de Veluwe, hun geloof zien. Het gaat
dan om gemeenschappen die we bevindelijk gereformeerd kunnen noemen, naar
het woord bevinding*, ervaring. De ervaringen van de eigen schuld
en zonde, pijn en nood, en misschien, mocht het zijn, ook van de
ontmoeting met God, stempelen het leven. Daarmee onderscheiden deze
gereformeerden zich sterk van de meer dogmatisch ingestelde, rationalistische
gereformeerden, die bijvoorbeeld in de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt te vinden
zijn. Binnen de Protestantse Kerk Nederland vinden we de beide stromingen; wie
Schortinghuis gelezen heeft zal ze niet meer door elkaar halen!

tekstfragment uit ‘Het Innige Christendom’, Wilhelmus
Schortinghuis, omgezet in leesbaar Nederlands door Roel Bosch

Verloren in de Oceaan van liefde

Geoefende: Het schouwen van de allerschoonste onder de
mensenkinderen veroorzaakt een verliezing, aanbidding, verwondering over die
oceaan van de goddelijke liefde, en over de stromen van dierbaar water des
levens, die van de troon tot in het binnenste van zijn ziel vloeien. Al het
aardse en nietige onder de zon valt uit oog en hart weg! Alle profeten en
leraren vallen uit het oog en hart, bij deze Leraar der gerechtigheid, die
inwendig aan het hart kan leren. Hier vallen alle geliefden onder de
mensenkinderen weg. Is Jezus in zijn schoonheid in het oog en hart, dan vallen
de beminnelijkste en dierbaarste voorwerpen, ja, man en vrouw en alles wat lief
en waard is, weg. Jezus is nu haar Maker en Man, beter dan tien zonen, zijn
liefde is wonderlijker dan de liefde van de vrouwen! Al het mooie, sierlijke
dat ooit de wereld zou kunnen bieden is nietig, ledig, loos en verzadigt de
holle begeerte van een lege ziel niet. De ronde wereld kan het driehoekig hart
nu eenmaal niet vervullen, er blijft altijd een hoek over, zoals iemand niet
onaardig opmerkte.

Kleingelovige: Veroorzaakt zo’n zalig gezicht van het
geloof ook niet een bijzondere liefdesuiting tot Hem?

Geoefende: O, hier bezwijkt de ziel, ze verliest haar
krachten door die hartaandoenende beweging van innerlijke liefde tot de Heere
Jezus, haar ziel is begerig en bezwijkt van verlangen, haar hart en vlees
roepen uit naar de levende God! Hoe meer ze Hem kust en liefelijk omhelst, hoe
groter en vuriger de liefdesgemeenschap wordt, hoe dieper de lievende ziel in
zijn binnenkamers geraakt, hoe groter haar verlangen naar het grote
bruiloftsmaal wordt, om de volmaakt volle verzadiging van de vreugde en de
lieflijkheden aan Gods rechterhand te genieten.

Onbegenadigde: Naar het mij voorkomt, spreekt u veel van
smelten in tranen, ontroeringen en bewegingen van het gemoed! Het bevestigt mij
in mijn gedachten, die ik altijd van die weg en van dat volk gehad heb, dat het
een nare droevige weg en een naargeestig, schreiend en melancholiek* volk is.
Terwijl toch de Apostel leert: Verblijdt u in de Heere te allen tijd,
opnieuw zeg ik, verblijdt u!

Geoefende: De tranen van Begenadigde waren geen tranen van
narigheid, maar van verwondering, liefde en blijdschap in de dierbare Heere
Jezus, zoals u had kunnen weten als het u gegeven was de verborgenheden van het
Koninkrijk der hemelen te kennen. O, wat zijn het gelukkige zielen, die zulke
liefdestranen mogen schreien, uit de overvloed van een vol en liefhebbend hart.
Zulke zielen, die op zox92n hartelijke wijze schreien, genieten in een ogenblik
meer blijdschap, dan de blinde wereld in haar leven lang geniet in alle zotte
weelde en loze vreugde.



« VorigeVolgende »