Elke maand lezen we een keer samen gedichten. Eens per jaar is
de schrijver een buitenlands dichter, vaak een onbekende voor de lezers. Het
lezen verplaatst ons in gedachten naar een heel andere wereld, een ander
klimaat, een andere taal. Knappe vertalers verbinden de twee werelden, en toch
blijven we het gevoel houden dat we te gast zijn, vreemdelingen in eigen taal.
Goed, om dat soms te ervaren.

Roberto Juarroz, 1925-1995, leefde in Argentinië, dichtte in
het Spaans. Hij maakte een harde werkelijkheid mee, met woorden (‘palabras’)
die machteloos leken, met antwoorden die verdwenen in de nacht, met de tijd die
gewetenloos voorbij ging, dictatoren en stille moorden. Maar in die
werkelijkheid, waar mensen dan maar gewoon ‘hun ding’ deden, met punctuele
precisie, stond hij regelmatig stil. En stelde hij zijn eigen vraag. Die hield
hij dan ook vast.

Zijn gedichten zijn kort, nooit meer dan een pagina in druk.
Ze rijmen niet, hebben geen duidelijk metrum, en toch is het op en top poëzie.
Met een val naar beneden, en met een lijn recht omhoog: verticale poëzie. Die
juist heel horizontaal kan werken: verbindend. Want er is maar één zaak die
overblijft in deze mensenwereld: het meervoud te vinden. Daar gaan we dan maar
mee door!

Een woord zeggen sluit alle andere woorden uit,
een boek openen doet alle andere boeken dicht,
een enkel ding denken verstoort het evenwicht van de wereld,
iemand liefhebben is de grootste vergetelheid.

De punctuele beoefening van een enkel leven
kan nooit enige zin hebben.

Blijft slechts over het meervoud te vinden.

Roberto
Juarroz, vertaal door Mariolein Sabarte Belacortu –

gedicht 58 uit Verticale
poëzie VIII,

opgenomen in Verticale
Poëzie,
Amsterdam 2002