Een stampvolle kathedraal, mensen staand naast de banken. Het kan ze niets schelen, het is goed om hier te zijn. De opening van de tentoonstelling in het Museum Catharijneconvent ‘Gospel’ is op zich ook weer Gospel, een godspel met muziek en spirit. Inderdaad, ‘not Might, not Power but Spirit’, zoals zangeres Shirma Rouse het de ruimte inslingert, en nog eens en nog eens, het moet wel waar zijn.
gastcurator Shirma Rouse en curator Rianneke van der Houwen, bij de opening van de tentoonstelling
De ruim 1 miljoen internationale christenen in Nederland waren tot voor enkele jaren vrij onzichtbaar in de wereld van cultuur. Top dat dit museum er iets aan doet. Niet dat dat hele miljoen met Gospel in de weer is. De Assyrische christenen in ons kerkgebouw in Zeist klinken weer heel anders, bijvoorbeeld. Maar de kenmerken zijn dezelfde, denk ik, nadat ik de tentoonstelling zag. Hoe komt het toch dat wij hier in Nederland zo van Gospel houden, vroeg de verslaggever in 1964 aan Mahalia Jackson, toen ze hier volle hallen trok. ‘Het hart spreekt het hart aan’, antwoordde ze. En de jonge voorganger die de betekenis van Spirituals en Gospel uitlegde wist het weer anders te zeggen: er is geen emotie die in deze muziek niet genoemd mag worden. De kritische vraag aan Jackson, waarom ze een lied van Gershwin zong terwijl dat niet godsdienstig was, stuitte op haar onbegrip: het gaat over een motherless child, en het is een lullaby, een slaapliedje. Als daar geen geloof bij betrokken is… Natuurlijk vind ik dat ook andere kerkmuziek van hart tot hart gaat. Zoals die van de Assyrische christenen met de liturgie in het aramees en kwart toonsafstanden. Of zoals de Urker psalmzangers, of de liturgische antwoordpsalmen, of het Mag en Nunc uit de Anglican Evensong. In elk geval zoals al die oude psalmen in zoveel vormen. Alleen: die codes zijn wat moeilijker te kraken. Dus wie weer een gevoel wil krijgen dat religieuze muziek over de hele mens gaat: ga naar Utrecht en geniet. Als je alles wilt beluisteren moet je twee uur uittrekken, voor de documentaire film nog twee uur extra… Een soort Floriade van evangeliezang dus, een winter lang.
En o ja, hier die Happy Day. Hier meer over de tentoonstelling.
Ik lees een verhaal, een verslag over een paar mensen in schuilkelder en kamers zonder ramen, in Rivne en Kyiv*. De een leest ‘The Lord of the Rings’, en stelt zich er van alles bij voor. Die orken… Een ander noemt Psalm 93: ‘Nakul vindt troost bij Psalm 93, vertaald door de 19e eeuwse Oekraïense dichter des vaderlands Taras Sjevtsjenko.’
Hier Psalm 93, ‘de psalm van de zee’, in de vertaling van Dieuwke Parlevliet, zoals opgenomen in de ‘Psalmen anders’, de proefbundel voor de uitgave die in mei verwacht wordt.
Uw kracht als de machtigste golf,. Hoog keert u zich naar ons om, naar ons om, naar ons om.
Het ijs dat smelt, het water stijgt, de dijken breken. God, kom aan. We snakken naar uw schepping waar het goed is, zout en zoet is, aarde om te gaan en staan.
Een vloed aan namen komt weer op. Het stormt in ons. Het is zo koud. De zee, de zee, vol leven, heeft gegeven en genomen, is er één Naam die het houdt?
Gij dijk van een God, grens aan de zee, rol alle tranen in uw kracht. Bescherm, ontferm, omarm ons, laat verdriet niet ondergaan maar bij ons zijn, aan ’t licht gebracht.
Uw kracht als de prachtigste golf. Hoog keert u zich voor ons om, voor ons om, voor ons om.
verslag in ND. De spelling van de plaatsnamen in Oekraïne levert wat vragen op: meestal wordt de Russische spelling gebruikt, Kiev, Charkov; in het Oekraïens zijn vooral de klinkers anders, Kyiv, Charkiv.
Onze kerk staat dicht bij hun gebouw, een oude drukkerij, en daarom vroegen ze of we kennis mochten maken. Nou ja, dichtbij, er zitten 800 meter tussen, maar onze website kwam hen gastvrij over. Dus nu zitten ze hier, Ab en Abdoel, noem ik hen maar even*. Samen met een vrijwilliger die zich hun zaak aantrekt. Ab woont nu 25 jaar in Nederland, gevlucht uit het Oosten van China. Abdoel kwam 11 jaar terug naar ons land. Ze wonen in Zeist, werken hier, en spreken Nederlands. Toen Ab in Nederland kwam bestond er nog geen Nederlandse spelling voor zijn volk: Uiguren, naar het Engels, schreef men toen. Inmiddels weet iedereen wel waarom het gaat. Dat land, ingeklemd tussen de Sovjet-Unie en China, werd in 1949 ingelijfd in China, als cadeau van de Sovjets. Waarom ze nu bij ons langskomen? Nee, om hulp komen ze niet vragen. Eerder komen ze hulp aanbieden, een grote waarschuwing. Over hoe geleidelijk het kan gaan. In 1949: ze zouden gefedereerd meedoen met China, met behoud van eigen taal en cultuur. Vanaf 2015: de repressie nam zulke vormen aan dat concentratiekampen, moord in gevangenissen en vernietiging van de gemeenschap gewoon werden. Nadat eerst de jonge mannen, toen de geleerden, toen de mensen met geld verdwenen waren. Een volk zonder kader ging verloren. We luisteren naar hen, en hun ervaringen. De Chinese politie weet hen ook hier te vinden. Maar bang zijn ze niet. Ze staan voor waarheid, de waarheid is de vrijheid. En ze staan voor het recht om hun eigen verhaal te vertellen. Ze spreken Nederlands. Een lastige taal, als je een heel andere moedertaal als basis hebt. De combi van talen roept wel nieuwe woorden wakker. ‘We zijn een vergetelijk volk’, zegt Ab. Ik begrijp het direct. Je kijkt zo over hen heen, vergeet waar ze wonen, zo ver ergens in Azië, er komt geen schip langs, reizigers laten het al heel lang links liggen. Maar ze zijn er. Hoe lang nog? En die andere vergetelijke volken, de jongeren in Hongkong, de mensen van Taiwan, de Tibetanen? En straks de Serviërs, of de Hongaren van Orban? De Afrikanen die hun spoorlijnen door China laten bouwen? Bij alles wat ze vertellen lijken ze niet uit het veld geslagen. We delen druiven, een kaars brandt, we zitten in de Shalomzaal van onze kerk. Vrede, waarheid, schoonheid zijn sterker, geloven we. Soms is geloof broodnodig, denk ik dan.
* Geen volledige namen hier. In 2015 belde de vader van Ab hem met de vraag contact op te nemen met de politie in vaders woonplaats. Ab deed dat niet, maar vond het goed dat vader zijn nummer deelde. In een gesprek deed de politie hem vele beloften: hij kon terugkomen, hem zou niets overkomen. Hij zei dat hij daar niet op in zou gaan. De dag daarna werd zijn vader opgepakt. Na twee maanden kregen de familie bericht dat hij gestorven was in zijn cel, en ook al begraven.
Informatie over hun centrum, en de Stichting Europa Oost-Turkistan Educatie Centrum, Seotec: http://nl.seotec.org/
Zo kan dat daar gaan. Een kerk die teken is van hoop wordt aangevallen. Een kerk op Capitol Hill, Washington DC. Twee keer stalen ze uit het portaal banners met ‘Black Lives Matter’. En nu hing in de boom voor de kerk een strop, neongroen met gele stippels, onmiskenbaar voor de leden van het koor, die op deze vrijdagmorgen kwamen repeteren. De politie nam het serieus, er wordt opnieuw een onderzoek naar ‘hate crime’ ingesteld. Maar ook bisschop Mariann Budde kwam, zo snel ze kon. ‘We moeten bidden’, zei ze, en ze gingen naar de boom. Weet je, zegt pastor Michele Morgan, in onze traditie zijn zegenen en wijden belangrijk. ‘Onze bisschop wijdde de boom opnieuw in, zodat hij weer dat kan zijn wat een boom moet zijn. Dat raakte me. Ik denk dat dat het mooiste is wat de kerk kan doen.’
foto Michelle Morgan
Van symbool van haat, van instrument van dodelijke haat, werd de boom weer boom zoals een boom zijn moet. Een boom die, zoals de psalmen dat zingen, God kan zegenen en mensen kan groeten. De haat heeft niet het laatste woord. Ook niet over deze boom aan een laan in Washington DC.
Vanuit welk perspectief leest een mens? Als ik er verder niet bij nadenk lees ik teksten vanuit mijn eigen positie. Als man, als Nederlander, als gelovige-op-mijn-manier, als voorganger in een christelijke gemeente, als iemand in een goed huis met prima levensvoorzieningen – de rij kan nog langer worden. Zo lezen mensen ook de bijbel, vanuit hun eigen situatie. Een tekst uit een Psalm probeer ik dus al gauw onder te brengen in mijn eigen denkkader. In Psalm 4:3 staat: ‘Jullie mannen, waarom maken jullie me te schande?’ Veel lezers en predikers denken dan aan de ene man die door andere mannen bedreigd wordt, gaan misschien over David spreken, achtervolgd door Saul, of over Navalny achterna gezeten door Putin.
Het opmerkelijke is dat Wragg regelmatig de tekst in een ander perspectief plaatst. Bij dit vers uit Psalm 4 zien we een jonge vrouw, in een sobere kamer, op een eenpersoonsbed. Aan de muur een kruis, een poster van een filmster. Een koffertje, nachtkastje met open lade, zelf zit ze in zichzelf gekeerd, rechterband op haar linkerschouder. Ze lijkt in verwachting te zijn. Dan klinkt die tekst heel anders: ‘Jullie mannen, waarom maken jullie me te schande?’ Daar zit ik, alleen gelaten, een kind op komst, wie ziet mij, bij wie kan ik veilig slapen?
Bij Psalm 69 is het tafereel explicieter, komt er een beeld van sexuele uitbuiting bij. ‘Gij kent mijn smaad, mijn schaamte en schande, al mijne tegenstanders zijn vóór u.’ Je ziet een vrouw, minstens ten dele naakt. Ze kijkt niet gelukkig. In haar hand heeft ze een bankbiljet. Achter haar een man, een vierkant, gesloten gezicht, de manier waarop hij kijkt laat zich niet gemakkelijk lezen. Begeerte, bezit, verachting? Een plaat uit 1933 die zo kan aansluiten op een systeem van sex-trafficking en vrouwenhandel in de 21ste eeuw. En dat bij de smaad, de schande en de schaamte van Psalm 69.
Is het vreemd wat Wragg doet? Vanuit bijbels oogpunt is het opmerkelijk dat de psalmen van vrouwen, de lofzang van Hanna, 1 Samuel 2, en van Maria, Lucas 1, zo expliciet zijn over machtigen die vallen en kleinen, nederigen, armen die overeind gezet worden. En dat elementen uit deze psalmen terugkomen in de teksten die Wragg hier kiest als onderwerp voor een heel eigen illustratie.
In het psalmboek heeft Psalm 45 een geschiedenis van verwarring. In oosterse breedsprakigheid bezingt de dichter de machtige koning en hoe de mensen tegen hem opkijken. Zijn hele harem ziet naar hem op, de vrouwen doen hun best om bij hem in de smaak te vallen. Een manier om ermee om te gaan was, hem symbolisch te duiden: de koning, dat is de sabbat, die met vreugde begroet wordt. Later, in de christelijke traditie: dit gaat over Christus en zijn volk, zijn gemeente. In de psalmkeuze van veel kloosters klinkt de psalm op zaterdagavond, als begroeting van de zondag. Maar verder wordt hij toch zelden of nooit gezongen.
Wragg blijft steken bij vers 17: ‘Op de plaats uwer vaderen staan eenmaal uwe zonen, gij stelt hen aan tot vorsten in het gansche land.’ Een mooie belofte. De werkelijkheid is heel anders. Je ziet een dubbele begrafenis, grote kist en kinderkist, gevolgd door vrouw, kind op de arm, kind aan de arm, kinderen van verschillende leeftijden er voor en achter. De moeder, de vrouw lijkt emotieloos, sterk, ze zal de toekomst met wie over zijn moeten dragen. De stoet loopt langs de ‘Nieuw Malthusiaansche Kliniek’. Te laat dat ze hier zijn, hier werden middelen voor geboortebeperking verstrekt, om de overbevolking van de aarde te voorkomen. Het hele drama van de alleen achterblijvende vrouw met een huis vol kinderen in één plaat. Niks geen koning die aanbeden wordt door vrouwen. Zij moet doen wat ze kan om nog wat te maken van haar eigen leven en dat van haar kinderen.
Is dat het, de somberte, de neergang? De mooiste plaat uit het boek is voor mij een heel andere. Geen mensen er op, vrijwel geen decor, alleen de was wapperend in de wind. En in die was, die kleding, zijn toch de mensen herkenbaar. Werkkleding is het, stoer en stevig, versteld met lappen, gedragen zolang het kan. Maar ook: gewassen. Hier wordt aandacht besteed aan schoonheid, aan goed voor de dag komen. Hier mag de wind het laatste werk doen, de kleding voorbereiden voor de dag dat je denkt: Ha, fijn, weer frisse kleren. In een cultuur waarin wekelijks schone kleren een luxe was een royale plaat, een die je de wind laat voelen: ‘Die de winden uit hun voorraadskameren oproept’, Psalm 135:7. Een mythologisch beeld, de winden in hun kamers opgeborgen, wordt opeens tot levende en levendige werkelijkheid. De wind, de geest, de adem van de Eeuwige vernieuwt het gezicht van de aarde.
Bij De psalmen voor het moderne leven in de nieuwe vertaling van prof. dr. H. Th. Obbink, Baarn (1933), naar ‘The Psalms for modern life, interpreted by Arthur Wragg’.
– – –
De Psalmen voor het moderne leven – ze spatten van het papier.
In vorige bijdrages: arm, rijk en onrecht (1), verwondering (2), oorlog en vrede (3).
Judy Brook, Arthur Wragg, 20th Century Artist, Prophet and Jester. Edited by Christopher and Helen Wright. Published by Sansom & Company, Bristol, England, 2001.
een overweging bij dierendag, 4 oktober – Wat kunnen huisdieren dicht bij je hart zijn, en hoe bezorgd ben je als ze ziek zijn. De Amerikaanse theoloog en dominee, Nadia Bolz Weber, een alle conventies doorbrekende inspiratiebron van velen, ‘sarcastic lutheran’, schreef op haar blog een verhaal bij 4 oktober, de Dag van Sint Franciscus, Dierendag. Ze eindigt haar blog met een paar gedachten bij een Psalm, een echte Franciscaanse Psalm, een lied vol dieren. Ik vertaalde dit deel van haar tekst.
Psalm 148:7-12* Loof de Heer vanaf de aarde, jullie, grote zeedieren, diepten van de oceaan, bliksem en hagel, sneeuw en wolken, stormwinden die doen wat hij zegt, jullie, bergen en heuvels samen, fruitbomen en ceders, wilde dieren en runderen, kleine beestjes en vliegende vogels, koningen van de aarde en van alle volken, prinsen en heersers op aarde, jonge mannen en vrouwen, oude mensen en kleine kinderen.
Ik vind het mooi hoe eerst de vliegende wezens, de kruipende dieren, de bergen, heuvels, wilde dieren, runderen God loven – en dat dan pas de menselijke wezens ook nog eens mee mogen doen. Pas als de koeien geweest zijn dus. Terecht. Eerst de koeien, dan wij. Want wij zijn ingewikkeld. Ik denk dat dieren ons misschien wel wat kunnen leren over lof en dank, juist omdat ze niet zo ingewikkeld zijn. Ik denk namelijk dat God loven niet is: ‘vleiend Gods ego strelen omdat hij niet zo’n hoog zelfbeeld heeft en een kosmisch decor heeft gebouwd waarin hij geaaid wil worden.’ Ik weet wel zeker dat de koeien dat niet doen. De manier waarop de kruipende dieren van de aarde God prijzen is simpel; door over de aarde te kruipen. De schepselen prijzen hun schepper door schepsel te zijn. Hun zijn-zelf is de lof en dank die ze brengen aan de bron van hun er-zijn.
Ik denk dat het verschil is, dat de koeien hun waarde niet ontlenen aan iets dat los staat van God. De zeedieren kijken niet op de Dow Jonesindex of rekenen hun Body Mass Index niet na om te zien hoeveel ze waard zijn. Hun waarde ligt, net als die van ons, in hun schepsel-van-God zijn.
Hoe mooi is dat! En wat, als dat ook voor ons zou gelden! Wij zijn schepselen die God prijzen, gewoon door er te zijn, schepsel te zijn. Jouw bestaan op zich is al een daad van lof en dank aan de bron van je bestaan. Misschien is dit de soort van ongecompliceerde liefde, de acceptatie, die we herkennen in onze lieve huisdieren, groot en klein.
Arwen, onze Friese stabij van vele jaren – 1999-2012
Dus, voor jullie die nog kleine pas beginnende huisdieren hebben: ik feliciteer je, en ik hoop dat je ze snel zindelijk hebt! Voor jullie die al langer met een huisdier als gezelschap leven, ik deel in jullie dankbaarheid voor hun liefde. En jullie die verdriet hebben om het verlies van een geliefd dier: ik ken de rouw die je doormaakt. Het is juist deze rouw die heilig is voor God, die ons allen gemaakt heeft.
* vertaling uit de Engelse vertaling die Nadia Bolz Weber gebruikt.
‘elke keer wat mens nie gee niet is mens minder minder mens’
Op zoek naar teksten voor de dagen van Pasen blader ik ook wat gedichtenbundels door. Wat verschijnt er toch veel moois! Nu bleef ik steken in Antjie Krog, Broze aarde, een mis voor het universum. Op vrije wijze volgt ze de gang van de Requiemmis. Haar eigen betrokkenheid op de aarde, de zon, de maan, het leven, de bergen en zeker ook de mensen uit ze in elk onderdeel opnieuw. Dank en aanbidding, maar ook woorden van berouw en schuld klinken. ‘Wees ons genadig, O Alles omvattende Aarde, wees ons arme stommerikke genadig!’
Het deel ‘Dies Irae’, dag van toorn, is het meest ingrijpend. Je ziet de mensen naast elkaar leven. De rijke dame die zich afvraagt hoe ze het beste anderen kan helpen, en die anderen, die slapen op straat en lijm snuiven… ‘Hoe leef ons’, hoe leven we, volslagen kosmisch-helend?
De vraag zonder antwoord? Maar wel met woorden die een richting wijzen. En onrustig maken.
elke keer dat je niet geeft ben je minder minder mens
Broze aarde, met links de Afrikaanse tekst, recht de vertaling door ‘O Brose Aarde, ’n Misorde vir die Nuwe Verbond’, is de oorspronkelijke titel.
Een paar teksten komen terug in de Paaswake, dit jaar, dat weet ik nu al.
Uitgeverij Podium,
Nederlandse vertaling Robert Dorsman en Jan van der Haar
‘Kent u dat, lieve mensen?’, zou dominee Gremdaat zeggen. Dat je opeens geïrriteerd reageert op een ander, en later denkt: wat bezielde me eigenlijk? In ieder geval de gezinnen die in isolatie zitten, niemand mag het huis uit, de boodschappen worden in een doos voor de deur gezet, kunnen er van meepraten. ‘Ik wist niet dat mijn lieve dochters zulke vervelende kinderen konden zijn’, schreef de moeder die een dagboek bijhield van hun opgesloten bestaan, vanmorgen in dagblad Trouw. Een wonder dat het eigenlijk zo vaak goed gaat. Geduldig wachten mensen tot er weer een klant de winkel in mag, tot het wagentje is schoongemaakt, tot de mevrouw voor ze uitgebreid heeft bestudeerd wat ze uit de diepvries wil halen. In rust staan ze in het Zeister bos naast het pad om te zorgen dat je op ruime afstand kunt passeren. Ouders die opeens tot juf en meester zijn gebombardeerd, hun kinderen die opeens een andere kant van hun ouders moeten verdragen redden het na wat omschakelen toch ook vaak best. ‘Ik zeg maar zo, zeg maar niets’, was het advies van astronaut André Kuijper, met vele maanden ervaring in ‘dicht op elkaar’. Houd even afstand. Als het lichamelijk niet kan, dan maar inwendig. Als het ene woord het andere oproept wordt het tijd te zwijgen. En weer terug te gaan naar wat er werkelijk toe doet, wat je met de ander gemeen hebt. Of ook: gewoon te zeggen wat je écht pijn doet, waarom je echt bezorgd bent, wie je mist, wat je vreest. Ik moet denken aan teksten uit de Bijbel. Hoe Job, op zichzelf teruggeworpen en boos, uiteindelijk een andere kant ziet: ‘Nee, ik leg een hand op mijn mond, ik zeg niets’. Vanaf dat moment gaat hem een licht op. Maar er is ook die andere manier van zwijgen: die van de rechtvaardige die in de tang wordt genomen, het leven onmogelijk gemaakt. Maar ik houd mij doof en wil niet horen, ik doe als een stomme mijn mond niet open, ik ben als iemand die niet kan horen, geen verweer komt uit mijn mond. Het is een Psalm, 38 – maar tegelijk herken je er ook de persoon van Jezus in. In het nauw, beklemd door vriend en vreemde. Alles wat hij zegt zal tegen hem gebruikt worden. Hier komt hij niet meer uit. In het nauw, dicht op elkaar, opgesloten met de mensen van wie hij houdt, zo herkennen we de weg van God met mensen, deze weken. Alle getheoretiseer over waar God is, nu, in de crisis, loopt dood. Maar wel is er deze Levende, die deelt, en nabij is. En juist zo de ruimte geeft, de innerlijke ruimte, om mens te zijn. Het verhaal van de moeder in de krant is nog niet af. Ze besluit haar verhaal als ze ’s avonds om zeven uur naast haar dochter van zes op bed zit. Dan gaan de klokken luiden, de klokken van troost en verbondenheid. Samen zijn ze stil. De kleine ruimte is deel van een veel groter geheel.
Luister en zie hier de video van de klok van de NoorderLicht, afgelopen woensdag. Met merel en al!