8
april – 17 juni: 18 mei

Wisselende
decors. Het kleine eiland waar iedereen de voordeur open laat. Mensen die
elkaar bij het weggaan ‘God bless’ wensen. De matins in St. Mary waar mij en
anderen die vandaag voor het laatst zijn de reiszegen wordt gewenst. Ontbijt,
woorden van afscheid en ‘je komt toch wel weer’, of, ’tot ziens in Nederland’.

Een
uur later in de bus. We volgen de A1, maar zitten er ook vaak naast. Weer een
dorp in, of een stad, een kasteel langs, Alnwick, Fulton, Morpeth, allemaal
oude namen met Deense of Saksische herkomst. Oorlogsmonumenten en de zoveelste
Tesco supermarkt. Mensen met boodschappenkarren in de bus, ouders met kinderen.
Daar staat weer een wandelwagen bij de halte. Welgemoed stapt de chauffeur uit,
onder in de bagageruimte is nog plaats.

Twee
uur later Newcastle. Het duurt even voordat al die wandelwagens en andere
bagage bij de halte buiten staan. Marks & Spencer in voor wat eten. Het
lijken wel duizend mensen tegelijk. Slenteren langs kleding, tassen, en nog
zoveel meer, geuren van eten, omroepberichten met nieuwste aanbiedingen. Tot ik
bij de bus naar de ferry ben. Daar gaat weer een nieuwe wereld open.

Een
hen’s party wacht op de bus. Twintig vrouwen in roze en zwart, met flessen
drank in de hand, veel kabaal, schunnige teksten op hun buttons, allemaal van
plan om in Amsterdam de bloemetjes buiten te zetten. Gelukkig is de bus een
dubbeldekker. De andere passagiers, Duits, Nederlands, Schots, blijven liever
beneden.
Op de ferry zie ik vanaf het bovenste dek nog anderen aankomen. Een Duitse
sportvereniging, terug van een paar dagen met de bus naar Schotland. Een lange
rij motormuizen. Acht fietsers die moeten afstappen voordat ze naar binnen
gaan. Een paar auto’s met boten erachter, die blijkbaar niet alleen de zee over
kunnen. Als de trossen los zijn komen we snel op zee, nog uren volgen we de
kust van Noord-Engeland. Met windkracht 8, hoge golven, het spel van vogels. En
misselijke mensen.
Dan opeens een gesprek over Skye en de andere Hebriden, met een reisgenoot, die
er voor het eerst was, en genoot. Over Gaelic en Scots, over taal en toekomst,
over wanneer je je ergens thuis kunt voelen. Naast me klinkt Westvlaams, over
of je schapen beter wel of niet drachtig kunt kopen.

Ik
denk dat de boot een betere afspiegeling is van de wereld dan het eiland. Diversiteit,
consumptiedrift, van de honderden stoelen staan er twaalf op een plaats waar je
niets hoeft te kopen, met zicht op zee. Daar zit ik nu te typen. Buiten zweeft
de stormvogel mee met de vaart van de wind en met de koppen van de golven. Soms
vliegt een jan van gent over, om opeens een vis te zien en neer te plonzen. Het
schip vol mensen gaat rechtdoor.

Veel
rust voor een Psalm is hier niet. Ik lees Psalm 116, de versie van Oosterhuis.
Wonderlijk, hoe woorden opeens toch een heel andere wereld kunnen neerzetten.
Zoals de zon aan de andere kant van het glas een vlek licht werpt op het water.

Mijn ziel moge vliegen

naar een rustplaats

in het land der
levenden.


10 weken studieverlof: de betekenis van keltisch-christelijke spiritualiteit
voor de christelijke gemeente nu en morgen. Een regelmatig verslag. Aan het
slot steeds aandacht voor de Psalm die ik vandaag las, in de versies van Huub
Oosterhuis, 150 psalmen vrij, en soms ook Jim Cotter,
Out of the Silence
into the Silence, of de voorloper
daarvan,
Towards the City, A version of Psalms 101-150.