Te veel plannen maken, dat hoort niet bij vakantie. We
zeiden dus ook niet direct ja, toen ze ons vroegen om ’s avonds naar de Praise Meeting
te komen. Maar het zou zijn met fiddle en gitaar, en dat maakte natuurlijk wel
nieuwsgierig. Dus waren we er om 8 uur weer, in de Church hall dit keer. Een
kale zaal, met vloerbedekking en beklede stoelen. Door de ramen links uitzicht
op de hoge luchten en de bergen aan de overkant; als we gingen staan, en dat
moest nogal eens, bij het zingen, dan zagen we ook de Loch die Tarbert met de
Sound verbindt.
kerk vanaf de andere kant. de drie ramen rechts zijn van de Church Hall

Vriendelijke mensen, weer. Dezelfde jongeren als vanmorgen,
en nog een paar meer. Dit keer ook een kat, mooi grijs met een witte buik,
dikke staart, maar tijdens de lezing over de verloren zoon werd die naar buiten
verbannen. Leidde teveel af, misschien, van het woord?

Opnieuw was de toespraak toebedeeld aan de dokter. Een
eenvoudige preek in tien punten, over de vader van de verloren zoon. Zijn tien
eigenschappen mochten ons opbeuren en vrolijk maken: naast de meer
vanzelfsprekende, zoals ‘vergevend’, ‘betrokken’, een paar meer bijzondere.
‘Running’, rennend, sprintend zelfs, uiterst ongepast voor een man van boven de
30 in die tijd. En ‘extravagant’, met die sjieke sandalen voor zijn zoon. Op
een eiland waar iedereen naar iedereen kijkt, en niet mag opvallen, geen loze
woorden. En in deze kerkelijke gemeenschap al evenmin.

Na afloop weer een gesprek. Onze buurman in de rij komt uit
Engeland, woont hier voor zijn werk. Zeven jaar nu, en hij weet precies wie
hier bij de Praise meeting zijn: bijna allemaal mensen net als hij, van buiten.
De mensen van het eiland zelf hebben hier niets te zoeken, denken ze; als ze al
zouden willen, dan nog houden ze rekening met wat hun familie ergens van kan
vinden. Een echte Presbyterian is niet Evangelisch.
Voorzichtig zegt hij iets over wonen op het eiland. Omdat er allemaal heel
verborgen lijntjes lopen kan je beter niet te veel zeggen, dat begrijpen we wel.
Wie weet, hoe een woord op de verkeerde plaats terecht kan komen. Ooit had hij ‘s
ochtends vroeg voor zijn huis een ongeluk met de auto; een halve dag later, op
het vliegveld twee eilanden verder, Benbecula, vroegen ze hem hoe het gekomen
was.

Ondertussen kwamen we natuurlijk voor de muziek, het zingen.
Organist Angus van vanmorgen had nu zijn
fiddle bij zich. Een oud en veel gebruikt exemplaar, prachtige klank, krachtig
gespeeld; zijn vrouw Kerstin speelde gitaar en zong the lead, en Fiona had het
orgeltje onder haar hoede. Ik had bewondering voor het gemak waarmee ze
speelden, ook verzoeknummers waarop ze zich niet hadden kunnen voorbereiden.
Het leek erop alsof de bundel ‘Mission Praise’,
waaruit we zongen, van voor naar achter bekend was. Nu, voor mij lag dat
anders. Als ik de helft kon meezingen was het veel. Maar daar waren dan wel
weer oude bekenden bij. De raarste was eigenlijk toch wel die van Joachim
Neander, bij ons gezang 434, ‘Lof zij de Heer, de almachtige koning der ere’.
Neander op fiddle, Irish style, met een door sommigen gezongen descant
(bovenstem) in English style, en een stoere vorm van zingen die helemaal past
bij deze kerk. En, voor de kenners, uiteraard met de ruimte aan het einde van
regels 1 en 2 die ze zangers overal ter wereld gunnen, behalve in het Liedboek
1973.

Liederen zijn net vogels, ze vliegen overal heen. En als ze
ergens maar lang genoeg wonen krijgen ze vanzelf een eigen gedrag, een eigen
glans. Wij vlogen er achteraan, en moesten toch nog wel wennen. Wat we vooral
herkenden: de hartelijke manier om samen gemeente te vormen. Drie of vier
broeders spraken een gebed uit, de voorganger vroeg de oudste aanwezige om een
zegen te geven aan het slot. Evangelischen en presbyterians en episcopalians,
eilanders en nieuwkomers, ze openen de deur, zo ver als kan. Maar al te open,
al te extravagant, dat dan toch nog niet. Neander op de fiddle, o.k., maar een
vrouw die het woord zou voeren? Dat moet ik nog zien.