We hebben ons gebedenboekje meegenomen op vakantie. De
eerste morgen op dit eiland – we spreken en bidden samen en om en om de
teksten. In mijn hoofd en hart nog het nieuws van de laatste dagen. Je kunt er
in Nederland al niet omheen, maar hier nog veel minder: de enorme brand, het
verwoestende en moordende vuur in Kensington heeft veel losgemaakt. De wereld
van de achteloosheid, van de twee pond winst per vierkante meter die zoveel
levens van arme mensen verwoest heeft, van een afwezig gemeentebestuur in een
buurt waar kerk en moskee en sportvereniging het initiatief moeten nemen om
mensen op te vangen en hen van kleding en informatie te voorzien. De kranten
staan er vol van.

En zo komen we aan. Ons eiland telt 30 bewoners. Met elkaar
hebben ze windmolens en zonnecollectoren neergezet, en een ‘grid’, een netwerk
om de energie goed te verdelen. Met elkaar werken ze samen in onderhoud van weg
en heg, en verkopen ze een deel van hun producten in de eilandwinkel. Nee,
sorry, het lamsvlees is op, morgen wordt er weer geslacht, volgende week weer
vers vlees. Maar de vis is morgen vers. Wat we wel kunnen kopen: tomaten, uit
een tuin hier. Die ruiken naar tomaat.

Hier bidden we ons morgengebed. Met die regels om vrede:

Breng ons van de dood naar het leven,

van bedrog naar waarheid.

Breng ons van wanhoop naar hoop,

van angst naar vertrouwen.

Breng ons van haat naar liefde,

van oorlog naar vrede.

Moge vrede ons vervullen, onze wereld, alles en allen.

Vrede, vrede, vrede.

Alsof het een bezwering is, al die herhaling, een mantra.
Misschien moet dat ook wel. Dat woord, ‘vrede’, krijg je niet in één keer
binnen. Proeven, nog eens proeven, met adem en stem doorleven, door stilte
laten volgen. Vrede.

Is vrede, dat iedereen op een eigen eiland woont? Clubjes
van 30, zonder bemoeienis met anderen? Het Brexit-stemgedrag had iets van die
neiging: geef Groot-Britannië de heilige isolatie terug. Maar de stap uit de
gemeenschap met anderen heeft voor velen alleen maar meer onvrede gebracht. We
schamen ons diep, zeggen ze hier – de haven, het energienet, de cultuur op
plaatsen waar vroeger mensen wegtrokken en waar ze nu weer willen wonen, dat is
allemaal Europees geld. Neem ons niet kwalijk…

Is vrede, dat iedereen de eigen mening inslikt? Laat het
maar over aan de bestuurders? Of aan de goden, of het lot, of, en dat rijmt
dan, aan God? Let maar niet op mij? Maar daarvoor bidden we toch niet. Het moet
wat anders zijn. We blijven zoeken.

Wat daarbij helpt: zo nu en dan toch dat ideaal van vrede
kunnen zien en horen. Op dit eiland van rots en water is de tuin zo’n beeld van
vrede. Een combinatie van planten die er nu eenmaal horen met vreemd plantgoed.
Een grasveld met boterbloem en wilde orchidee, omringd door reuzepapaver en
keizerslelie. Met zanglijster en winterkoning, en daarboven de meeuw, de stern,
de leeuwerik. En op de tuintafel maken twee vogels het plaatje af. Vrede, denk
ik, hoe verbeeld je dat – en daar zie ik twee merels. Fel zwart, oranje snavel,
in vrede naast elkaar.

Nog één ding ontbreekt: breng ons van zwijgen naar een lied,
van gedachten naar gedrag, van vogels naar mensen.