‘Leven van wat komt’, een niet-zo gemakkelijk boek, lezen we
in een groepje dapperen, die op zaterdagochtend bij elkaar komen. Gisteren
lazen we over de zorg. Hoe het in het geloof niet gaat over een soort keuze
tussen egoïsme en altruïsme, maar om de basis van waaruit je groeit en leeft.
Uit liefde. Uit Liefde. Met Gerard Reves gedicht over zuster Immaculata*, en nog
wat heldere illustraties.

Maar niet alles is helder, in één keer. We bleven hangen bij
een zin die niet alleen lang en lastig was, maar ook een rare inhoud had. 2
Korintiërs 5, haalt de schrijver daarbij aan: ‘Hem die geen zonde heeft gekend,
heeft God voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij door Hem Gods gerechtigheid
zouden worden.’ Mooier dan dat kunnen we het niet maken. De kerk maakt Jezus
Christus zichtbaar juist ook in het vuil, in het on-affe, in de chaotische
toestanden. De kerk is geen paradijselijk toonbeeld van het schone, met de rug
naar de vieze wereld, nee de kerk maakt deel uit van de verwarring.

Dat botst met de wens die eigenlijk ieder mens wel heeft:
orde moet er zijn. We hebben de dingen het liefst op een rijtje. Op zondag is
er een orde in de dienst. Dan en door de week houden we van regels die helder
zijn, of het nu de Tien Geboden zijn of wat anders.

Vanuit die achtergrond is dat wat ons deze Stille week
overkomt: chaos. De koning geknecht, de zondeloze tot opperste zondaar gemaakt,
degene die luistert en ziet ongehoord en ongezien afgevoerd, de ontfermer
onbarmhartig geëxecuteerd. En die geordende kring, vrouwen en mannen om hem
heen, uit elkaar gejaagd, schapen zonder herder.

Dat alles: uit naam van de orde. De orde die moet zijn. De
overheid die angst heeft voor onzekerheid, voor ongeregeldheid, ongeordendheid.
De religieuze systematiek die graag heldere lijnen en verantwoordelijkheden
heeft, en geen ‘wilde predikers’ toelaat. De stad die de mensen van buiten geen
stem geeft. De mensen van de Algemeen Beschaafde taal die de dialectsprekers
het zwijgen oplegt. De gediplomeerden die precies weten welke risico’s om charismatische
figuren heen hangen.

Maar nee: de kerk maakt Jezus Christus zichtbaar in het
vuil, het on-affe. In het veldhospitaal aan de rand van het slagveld. Daar
gelden andere regels dan in een regulier ziekenhuis. Je doet wat gedaan moet
worden, nu, snel, ook als je gisteren nog dacht dat je het nooit zou kunnen.
Dan zwijgt de ‘theologie’. Dan doen de regels en instituties er niet toe. Daarna
is het een poos stil.

Ooit is er geprobeerd om de dood van Jezus te ‘ordenen’, een
soort logische stap te maken in een plan van God. De middeleeuwse theoloog
Anselmus ontwierp een gedachtegang waarin God in zijn ordelijkheid een
slachtoffer eiste, en zo werd de dood van Jezus het meest geordende in de hele
wereldgeschiedenis. Maar de werkelijkheid is chaos. En daar horen gelovigen
niet uit weg te vluchten. Zoals Jezus juist ook in die chaos aanwezig was en is
en blijft.

Zo is er in de kerk, als het goed is, een voortdurende
wisselwerking, tussen wie leven aan de rand en de mensen in het midden, de mensen
die weten van orde en die van minder orde, van wanorde, van chaos. Dat is wel
even wennen. ‘Orde’ staat toch boven alles? Zo begint de bijbel toch, over de
scheiding tussen licht en donker, water en land, hemel en aarde? Over de
scheiding tussen wat wel en wat niet een zegen waard is? In de traditie van één
kerk is het zelfs officieel een term: ‘ongeordende relaties’ zijn wel heel erg.
Dan gaat het over homoseksualiteit. Of over transgenders. Die passen niet op
wat sommige mensen als ‘orde’ zien.

Elk systeem zoekt orde, weten we, balans, evenwicht. Dat is
een wet uit de natuurkunde die net zo goed voor een samenleving opgaat. Jezus
Christus ziet wie daar de dupe van worden. Mensen, vermalen tussen de ordenende
krachten. En als de Heer van de dans zet hij de wereld op het andere been, dat
van de beweging, van het zoeken naar een dynamiek die niet kleinen offert om
groten een kans te geven. Nee, dat is geen gemakkelijk verhaal. Toch goed, om
daar bij stil te staan, het begin van de goede week.

Naar aanleiding van Erik Borgman, Leven van wat komt, vooral
hoofdstuk 6, p. 136 en 137.

*
Roeping

Zuster Immaculata die al vier en dertig jaar
verlamde oude mensen wast, in bed verschoont,
en eten voert,
zal nooit haar naam vermeld zien.
Maar elke ongewassen aap die met een bord: dat hij
vóór dit, of tegen dat is, het verkeer verspert,
ziet savonds reeds zijn smoel op de teevee.
Toch goed dat er een God is.